15 37 ’s-Gravenhage, 13 November 1919. De Arbiter, (w.g.) C. Zaalberg. besturen der arbeidersorganisaties daadwerkelijk tegen het lijntrekken waren opgetreden. Gelukkiger drukte de heer Drees zich uit in zijn schrijven van 26 September, waarin hij spreekt van „behoorlijken arbeid te praesteeren”. Te betreuren is, dat op deze poging van den heer Drees geantwoord is door het bestuur der Algemeene Patroons- vereeniging, dat er geen tijd meer was om alle leden tijdig te bereiken voor herroeping van de uitsluiting en dat bovendien het bestuur niet wenschte, dat op het besluit werd teruggekomen. Individueel hebben mogelijk enkele werkgevers tegen het contract met enkele van hun arbeiders gehandeld door ontslag te geven zonder één dag opzegging, voorzoover het ontslag personen betrof, die wel behoorlijk werkten. Of en in hoeverre dit geval zich heeft voorgedaan is niet uitgemaakt. In ieder geval is de wanpraestatie aan de zijde der lijntrekkende arbeiders veel grooter geweest en voorafgegaan aan het ontslag. De arbeiders, die terecht wegens wanpraestatie op staanden voet ontslagen zijn, zouden door de patroons met evenveel recht om schade vergoeding (één dag loon) kunnen worden aangesproken, als de patroons door onrechtmatig ontslagen arbeiders. Geen der partijen heeft het contract verbroken, aange zien het collectief contract geen bepaling bevat volgens welke het door eenige handeling verbroken wordt. Beide partijen blijven tot verdere naleving verplicht ongeacht de berokkende schade. Punt 3 luidende: „Zoo ja, tot welke gevol //trekkingen moet dit leiden?" komt, nu punt 2 ontkennend is beantwoord, te vervallen. Niettemin herinnert de arbiter aan de toezeggingen, hem door de vertegenwoordigers van beide partijen gedaan, dat zij, gezien de in verhouding tot de groote schade, welke aan beide zijden is geleden, luttele bedragen (één dag loon) waarover een paar honderd civiele acties te voeren zouden zijn en het noodeloos verlevendigen van onvriendschappe lijke gevoelens, dat hierbij zou optreden, hunne leden zouden doen afzien van eischen tot schadevergoeding en dat partijen zich verbinden tot een bona-fide uitvoering der uitspraak onder afzien van rancune-maatregelen, welke ook. VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 391