16 i VERSLAG DER GEMEENTE»ANK VAN LEERING. Door den Inspecteur werden de Bijkantoren geregeld ter verifiëering der daar aanwezige onderpanden en registers bezocht, terwijl hij ook op verschillende tijdstippen de kas sen in die kantoren opnam. vooruitgegaan, is het bedrag der op onderpand afgesloten beleeningen, in vergelijking met vorig jaar, gedaald. De oorzaak daarvan moet eensdeels worden gezocht in de, door het ophouden van den oorlogstoestand, in den loop van 1919 ingetreden prijsdaling van enkele artikelen door ruimere verkrijgbaarstelling, tengevolge waarvan ook lagere be leeningen als voorheen moesten worden gesloten en ander deels in den terugkeer naar hun land van Belgische koop lieden in edelgesteenten enz. als gevolg waarvan een ge ringer aantal beleeningen van dat artikel, welke uit den aard der zaak vrij hooge bedragen vertegenwoordigden, plaats had. Niettegenstaande dat, hebben de inkomsten aanzienlijk ruimer gevloeid dan waarop bij de begroeting gerekend was, hetgeen in hoofdzaak te danken is aan het 1 Januari 1919 in werking getreden nieuwe Baukreglement (Verz. 1918 No. 108), bij de totstandkoming waarvan niet alleen gestreefd is naar uitbreiding van het sociaal doel der instelling door o.a. ook het uitleenen van gelden anders dan tegen onderpand mogelijk te maken, doch ook naar versterking der inkomsten. Dit laatste is gebleken bijzonder noodig te zijn, gezien de buitengewone stijging der uit gaven, welke heeft plaats gehad in den loop van het jaar, en nader is aangegeven in de als bijlage II van dit verslag afgedrukte specificatie der bedrijfsrekening. De scheiding, in het Reglement nedergelegd, tusschen „Geldleeningen op onderpand” (artt. 5 t/ni 20), Voorschotten op pensioenen (art. 21) en „Andere geldleeningen” (art. 22) is ook in de administratie doorgevoerd, zoodat thans voor elk dezer onderdeelen afzonderlijke opgaven worden verstrekt. De verkoop van de, wegens het niet aflossen der lee- ningen, in onderpand aangenomen goederen, geschiedde geregeld om de twee maanden. In eerste veiling moesten, wijl niet al het ter zake der beleening verschuldigde kon worden verhaald, 1025 onder panden worden opgehouden, waarvan er bij onderhand- sehen verkoop in den winkel 386 werden verkocht en het restant in tweede veiling werd toegewezen. Deze laatste leverden in den regel verlies op.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 393