22
5
VERSLAG GEM. HAVENDIENST.
den lagen koers van Mark en Franc, bleven de vaten met
haring langer op de kade liggen, dan bij een geregelden
vlotten uitvoer het geval was. Toen daarenboven nog
dikwijls een groot getal haringvaarders terzelfder tijd de
haven binnenliepen en hunne haring wenschten te lossen,
kwam ook het gebrek aan ruimte op de kade sterk naar
voren. In totaal werden hier aangevoerd 247286 ton haring.
De prijzen, in het begin zeer hoog, daalden door grooten
aanvoer en de moeilijkheden om in het buitenland een
afzetgebied te vinden. Export naar Amerika was door de
hoogc scheepsvrachten, gepaard met het gebrek aan laad
ruimte, ondoenlijk.
Het financieel resultaat van de haringteelt was voor de
verschillende reederijen zeer uiteenloopend. Verscheidene
reederijen hadden daarbij groote bedragen af te schrijven
wegens het verlies van netten met toebehooren. Het netten-
verlies was dit jaar vooral zoo groot, omdat de loggers,
door beperkte visehruimte wegens mijnenvelden, die nog
niet waren opgeruimd, dicht bij elkander vischten. Bij het
vele ruwe weer, dat gedurende de haringvisscherij heersch-
te. raakten dan de haringvleeten, die een lengte van onge
veer 3000 M. hebben, in elkander en moesten of gekapt
worden, of kwamen in stukken en brokken weer aan boord.
Bovendien verloor men veel netten, doordat deze aan
wrakken of boeien bleven vastzitten. Waar gemiddeld ge-
vischt werd met 110 a 120 netten, was bij een prijs van
f 100,voor een ongetaand net, de waarde van een vleet,
inclusief reep en touwen, ongeveer f 17.000,—.
Het verzekeren der vleet kon slechts geschieden tegen
een zeer hooge premie, zoodat, voor zoover mij bekend is,
bijna geen verzekeringen voor vleetschade te Scheveningen
werden afgesloten.
Een eenigszins belangrijk nettenverlies kon dan ook
oorzaak zijn, dat zelfs bij een normale vangst, het eind
resultaat in financieel opzicht slecht was.
De handel in haring beleefde moeilijke tijden door de
boven reeds beschreven bezwaren aan den export van
haring verbonden.
De vaargeul van de buitenhaven, waarvan de diepte
reeds gedurende den trawltijd slechts aan zeer matig ge
stelde eischen voldeed, werd gedurende de haringvisscherij
steeds ongunstiger voor een geregelde vaart op de haven.
Waar wegens gebrek aan brandstoffen slechts één bagger -
werktuig in gebruik was en nog is, om zoowel de buiten
haven als de binnenhavens op diepte te houden, daar kan
het geen verwondering baren, dat het inkomende zand niet