22 6 VERSLAG GEM. HAVENDIENST. spoedig genoeg verwijderd kon worden, wanneer het aantal dagen, dat gewerkt kon worden gering is door veel slecht weer. Daarbij komt, dat de wettelijke diepte zoo gering is, dat het baggervaartuig slechts enkele uren per hoogwater- getij kan werken. Wanneer de haven op grooter diepte ge bracht mocht worden, dan zou langer gewerkt, en een baggervaartuig van grooter capaciteit in werking gesteld kunnen worden. Klachten over deze diepte waren talrijk en werden deze door belanghebbenden ook herhaaldelijk in de plaatselijke bladen geuit. In 1919 bleven 82 vaartuigen langer of korter tijd aan den grond in de buitenhaven vastzitten, terwijl 140 maal werd vastgesteld, dat de vaartuigen of stootten, of over den grond werden gesleept. De kustvaart bleef beperkt tot de Seheveningsche Schok- kervloot, vermeerderd met slechts zeer enkele vaartuigjes van andere kustplaatsen. De toestand van vóór den oorlog, toen een groot deel der Zuiderzee vloot in den zomer hier marktte, is nog niet teruggekeerd. Van Seheveningen namen 49 schokkers en 30 garnalen booten aan deze visscherij deel. De resultaten waren bevredigend. 15 stoom visschers vaar tuigen deden gezamenlijk 161 reizen op de Seheveningsche haven, waarvan 123 met versche visch en 38 met haring. De exploitatiekosten waren echter zoo hoog, dat het visscherijbedrijf met dit soort vaartuigen niet rendabel was. Geleidelijk worden deze schepen dan ook verkocht en telt Seheveningen nog maar enkele van deze vaartuigen onder zijn vloot. Een zeer groot blijk van Hare belangstelling in de visscherij gaf H.M. de Koningin, door op 3 Juli, slechts vergezeld van een zeer klein gevolg, met de schokker SCH 12 ter visscherij uit te varen. De schokker, gevolgd door de motor-reddingboot der Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingma.atschappij, bleef een uur of vijf visschen en keerde toen in de haven terug. In visscherijkringen werd dit blijk van belangstelling ten zeerste op prijs gesteld. Vanwege het Departement van Oorlog werd medegedeeld, dat op het behoud der pontons, die in verband met de defensiesbelangeu voor rekening van de Gemeente in de haven aanwezig moesten zijn, geen prijs meer werd gesteld. Door Burgemeester en Wethouders werd daarom besloten,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 704