22 8 VERSLAG GEM. HAVENDIENST. het vaartuig aan den grond en kwam hoog op het zand in den Noordhoek der buitenhaven te zitten. De sleepboot „Maassluis”, die het vaartuig trachtte vlot te sleepen, kreeg zelf averij, strandde naast den logger en liep vol water. De sleepboot, die belangrijke schade had bekomen, kon 31 Maart worden afgebracht en werd naar den Waterweg gesleept om gerepareerd te worden. 27 April werd de logger afgebracht en op de helling gezet. Op 28 Maart liep er zooveel deining en haling in de binnenhaven, dat vele vaartuigen groote schade bekwamen. 9 Mei liep een Engelsche mijnenveger de haven binnen en vertrok den volgenden dag. 20 September trachtten de loggers SCH 316 en SCH 195 de haven zeilende binnen te komen. In de buitenhaven stootten zij aan den grond en kwamen in den Noordhoek der buitenhaven te zitten, waar zij aanzienlijke schade aan de Gemeentelijke havenwerken maakten. De SCH 195 kon denzelfden dag nog worden afgebracht. Op de helling bleek, dat het vaartuig aanzienlijke schade had bekomen. Eerst den 30en September kon de SCH 316 worden afgebracht, welk vaartuig zulk een zware averij had,; jdat het Klit tjaar niet meer aan cfe visscherij kon deelnemen. Op 1 en 2 November stond er zoo weinig water in de buitenhaven, dat de voor de haven liggende schepen niet binnen konden komen en verplicht waren in andere havens binnen te vallen. 7 December kwam de logger SCH 174 zeilende de haven binnen. Het vaartuig raakte den grond, verdaagde in de buitenhaven tegen de havenwerken, waar het belangrijke schade maakte, en sloeg lek. Den 8en December werd ge tracht het vaartuig vlot te brengen, hetgeen gelukte, doch het sloeg in den doorgang der binnenvoorhaven over stuur boordzijde om. Met takels werd het uit het middenvaar- water gehaald en later door een Berging-Maatschappij op het strand aan het einde der binnenvoorhaven gezet. De hooge deining op 19 December was oorzaak, dat het vaar tuig daar ter plaatse zooveel averij bekwam, dat besloten werd het te sloopen. Een dikke mist op 14 December was oorzaak, dat een Portugeesche motorschoener, denkende voor den Waterweg te zijn, met laag water de haven binnenviel en in de buiten haven aan den grond kwam. Het vaartuig kwam dien zelfden middag vlot en vertrok naar zee. 19 December strandde bezuiden de haven, ongeveer ter hoogte van strandpaal 103 het voor afbraak verkochte

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1919 | | pagina 706