31
het woningvraagstuk weder ter hand genomen en
zij zijn er in geslaagd de Regeering te bewegen tot
een forsch opgezette nieuwe woning politiek.
Tot dit resultaat heeft zeker medegewerkt de ook
in Engeland heerschende maatschappelijke onrust
en de Engelschen steken dat niet onder stoelen of
banken. In een audiëntie in April 1919 verleend aan
vertegenwoordigers van den nationalen woningraad
en van plaatselijke besturen zeide de Koning: als de
„onrust” zal verkeeren in tevredenheid, dan zou de
verschaffing van goede woningen wel eens een van
de krachtigste middelen tot dien omkeer kunnen
blijken.
En Lloyd George sprak na het einde van den
oorlog over „het opbouwen van een nieuwe wereld,
geschikt om bewoond te worden door helden”.
De heele mentaliteit in Engeland was dus gunstig
voor „de nieuwe woningpolitiek”. die ons vooral
treft door haar streven naar verwezenlijking van
wat wij nog maar al te zeer geneigd zijn te beschou
wen als onbereikbare idealen.
Men oordeele.
De Engelsche Regeering verleent in het algemeen
geen bijdragen in de tekorten op de exploitatie, als
het plannen betreft, waarbij in de steden meer dan
30 en op het platteland meer dan 20 woningen per
H.A. ontworpen zijn; in het algemeen moet als type
aangehouden worden het ééngezinshuis mèt verdie
ping; dit type moet ten minste drie slaapkamers en
een aparte badkamer of andere badgelegenheid be
vatten; een „mooie” kamer is daarbij geenszins uit
gesloten en de minimum-oppervlakte der vertrekken
is naar onze liegrippen bepaald ruim te noemen.
Behalve in uitzonderingsgevallen moet men n.l. in
Engeland van étagewoningen niets hebben om van
kazernewoningen maar te zwijgen.
De eisch van niet meer dan 30, resp. 20 woningen
per H.A. stelt in staat bij elke woning een behoor
lijken tuin te verschaffen, terwijl bovendien nog
ruimte overblijft voor speelterreinen enz.
Het spreekt vanzelf dat men voor de nieuwe plan-
6
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE