31 HOOFDSTUK IV. September 1916 werd door de Gezondheidscommissie in haar advies aan B. en W. dit terrein ontraden. In hunne missive van 2 Januari 1917 deelden B. en W. mede, dat na herhaald overleg, ook nopens aanleg elders, ten slotte in verband met het bepaalde in art. 14, lid 2, der Wet van 10 April 1869 (Stbl. No. 65) het hun niet mogelijk was, het in ons advies bedoelde verlof te wei geren, nadat dat College zich er van verzekerd had, dat de voor begraafplaats bestemde gronden behoorlijk met zand waren opgehoogd. Volkshuisvesting. Dit is ook nu weer het moeilijkste vraagstuk geble ken; de woningnood is in dit verslagjaar eerder nog toegenomen en in zeer vele gevallen bleek ons het be staan van bijna onhoudbare toestanden. In zake de verordening tot beperking van de woon gelegenheid, welke op 1 Januari 1921 verviel, hebben B. en W. aanleiding gevonden oin ons advies in te win nen betreffende de verlenging dezer verordening tot den len Januari 1922. Met de daarvoor noodige verordening tot wijziging van artikel 4 van de verordening bovengenoemd, kon de Gezondheidscommissie zich ten volle vereenigen. Voorstellen tot onbewoonbaar verklaring kwamen in de tegenwoordige tijden van woningnood begrijpelijker wijze niet aan de orde. Een door den Gemeenteraad ge nomen besluit tot onbewoonbaar verklaring van een aantal woningen, gelegen tusschen de St. Jacobstraat, Bezemstraat en Gedempte Gracht, waartegen de eige naren in booger beroep kwamen, werd voor enkele wo ningen door Gedeputeerde Staten te niet gedaan. In den loop van dit jaar werden 426 gemeentewo- ningen en 442 woningen van vereenigingen voltooid en in gebruik genomen, terwijl van particuliere zijde nog 770 woningen gebouwd werden. A. Onteigening in het belang der volkshuisvesting. Kwam ook nu niet voor. 14 VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 1080