31 25 bouwers te zeer, werkt dus duur en zou naar onze meening niet vatbaar zijn voor toepassing op groote schaal vooral omdat het de overdracht der perceelen te zeer belemmert. Daaruit te besluiten dat men het stelsel van bij drage voor den middenstandswoningbouw reeds nu geheel zou kunnen afschaffen, lijkt ons echter niet wel te verdedigen. Uit het schrijven van den Directeur blijkt dat, nu de combinatiebouw-regeling buiten werking is gesteld, hij aan Uw College een voorstel heeft ge daan om de Regeering te bewegen aan de particu liere bouwnijverheid uit ’s Rijks kas bouwcrediet te verstrekken. Aan de kans van slagen van dit voor stel schijnt hij intusschen zelf te twijfelen, welke twijfel ons zeer gerechtvaardigd voorkomt; en zoo komt hij, omdat 'bouw van middenstandswoningen dringend noodig is, tot dit nieuwe voorstel. Bouw met Rijksvoorschot volgens de Woningwet zonder bijdrage van Rijk en Gemeente in de huur kan men, als men wil, „self-supporting” noemen. Maar als men daarbij uitgaat van een annuïteit van 5.17 van de bouwsom, dan zal men niet moeten vergeten, dat in deze annuïteit eigenlijk reeds een bijdrage van minstens 1 ’s jaars is begrepen. Im mers, op de vrije markt is het voor het Rijk op ’t oogenblik niet mogelijk tegen 5 (de rente waarop deze 70-jarige annuïteit is gebaseerd) te leenen: dat zou wel minstens 6 moeten zijn, zoodat, wanneer het Rijk wil breken met het viceuse systeem van gedwongen leeningen a 5 als de geldmarkt min stens 6 vraagt, in den opzet van dit plan een ver kapte subsidie van Rijkswege is begrepen. Ook al rekent men hierbij op verdere gedwongen leeningen tegen te lagen rentevoet, dan nog blijft het verkapte subsidie bestaan; het wordt dan niet door het Rijk uit de gewone middelen betaald, maar men past een middel toe, dat neerkomt op een allerzonderlingst werkende belastingheffing en laat het subsidie door de gedwongen deelnemers betalen. Self-supporting, in den zin dat hier in het geheel geen bijdrage wordt VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 1091