31 30 nadruk te leggen, als men hier in dezen zin een proef wil nemen, dan is het toch wel ganschelijk onnoodig die proef op zoo grootscheepsche wijze in te richten als hier zou geschieden (een complex van 168 woningen). Volstaan zou dan kunnen worden met de stichting van b.v. 30 woningen van deze soort (om het aantal woningen voor het slagen van de proef niet te laag te nemen). Ten slotte overgaande tot beschouwing van het onderhavige plan op zichzelf, vraagt men zich af, waarom ook hier deels boven- en benedenwoningen, deels portiekhuizen met drie woningen boven elkaar ontworpen zijn. Waarom is hier voor de midden stands woningen het ééngezinshuis uitgeschakeld? De ontworpen woningen zijn voorts niet bijzonder ruim (woon- en zitkamer bij elkaar hebben niet de in het Rotterdamsche schema voorgeschreven 32 M2. oppervlak)ook zijn de woningen duur (f 8036,per woning), hoewel verschil met de ruimere arbeiders woning nauwelijks te ontdekken is; de typen B.B. en B.B.' (bij elkaar 94 van de 168 woningen) hebben slechts 2 slaapkamers; een vertrekje, dat voor bad kamer bestemd is, ontbreekt overal; alles bij elkaar genomen, het is geen bijzonder schitterend voor beeld, dat de Gemeente hier der particuliere bouw nijverheid zou geven. Ook uit dat oogpunt rijst de vraag of het misschien niet meer aanbeveling zou verdienen den geheelen middenstandsbouw maar aan de bouwondernemers over te laten. De woningdienst ziet in ieder geval wel wat heel weinig verschil tusschen een arbeiders- en een middenstandswoning. En dan zou men geneigd zijn ook nog de vraag te stellen of voor f 8000,geen ééngezinshuizen te (bouwen zouden zijn, die meer ruimte bevatten dan deze gedeeltelijk vrij bekrompen woningen. Deze woningen kosten dan toch wel onevenredig veel geld, en men is als vanzelf geneigd de oorzaak van de duurte ook hier weer te zoeken in den hoogbouw. VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 1096