31
Scholen, Fabrieken en Werkplaatsen.
A. Scholen.
In den loop van dit verslagjaar bereikte de Gezond
heidscommissie een on twerp-ver ordening op het oprich
ten en het hebben van kinderbewaarplaatsen en op het
opnemen van pleegkinderen, waaromtrent B. en W. van
’s-Gravenhage advies verzochten.
Hoewel de Gezondheidscommissie zich met de strek
king van de ontwerp-verordening volkomen kon ver-
eenigen, meende zij, dat niet voldoende was gemotiveerd
waarom de regeling geen betrekking heeft op kinderen
onder voogdij van vereenigingen, stichtingen of instel
lingen van weldadigheid. De toelichting acht toezicht
in die gevallen zooal niet onbestaanbaar in ieder geval
overbodig.
Onbestaanbaar is naar de meening der Commissie
alleen het toezicht te achten op de eveneens in deze
verordening van toezicht uitgezonderde Regeerings-
of Voogdijraadskinderen, omdat daarover reeds andere
van Overheidswege met toezicht zijn belast, hetgeen
ten aanzien van evengenoemde kinderen niet het geval
is. En overbodig acht onze Commissie dit toezicht aller
minst, aangezien het in de practijk meermalen voor
komt, dat de vereeniging, stichting of instelling van
weldadigheid, onder welker voogdij die kinderen staan,
ze bij particulieren uitbesteedt, waardoor bedoelde kin
deren aan dezelfde gevaren blootstaan als die, welke
door de ontworpen verordening worden beschermd. De
Commissie zou derhalve deze uitzondering willen zien
vervallen.
Evenmin kwam het ons raadzaam voor in art. 8 te
handhaven den eisch van vergoeding voor de verstrekte
inwoning, kost of verpleging. Immers het bewijs dat
deze verschuldigd is, zal veeltijds niet te leveren zijn, en
zoo zal het meermalen gemakkelijk vallen, de verorde
ning te ontduiken. Het gevaar bestaat bovendien, dat
tengevolge van dien kinderen onbeschermd zullen wor
den gelaten, voor welke wel is waar geen vergoeding
wordt betaald, doch die door de „pleegouders” worden
35
VERSLAG DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE
HOOFDSTUK VI.