1
1
1
n
2
2
Totaal
41
30
3
7
1
by 6 beroepen het Scheids-
2
3
4
1
Verhouding der
stemmen.
gehand
haafd.
10
11
16
8
11
6
ver
minderd. I
Algem. stemmen.
6 st. 1 st.
5
4
Aantal gevallen, waarin <le opgelegde
straf of schadevergoeding werd
i idem doch met
de mogelijkheid
voor appellan-
ten om de ten
uitvoerlegging
te voorkomen.
ver- j
nietigd.
terwijl 1 beroep door appellant ter zitting van het Scheids
gerecht werd ingetrokken en
gerecht zich niet ontvankelijk verklaarde, aangezien appel
lanten den termijn bedoeld in art. 55 W.R. 1911 niet hadden
in acht genomen.
Van deze uitspraken geven aanleiding tot bijzondere ver
melding die betreffende het niet-eervol ontslag, wegens het
wegblijven van het werk; (hierboven vermeld onder nos.
4 en 5).
De eerste had betrekking op een groep van zes werklieden
en gasstokers der gemeentegasfabriekeu.
Op 15 April 1920 waren aan de gemeentegasfabriek
Trekvliet eenige schepen met kolen aangekomen, dre volgens
appellanten vermoedelyk z.g. „besmet” waren, d.w.z. die
tijdens de staking in het havenbedrijf te Rotterdam, aldaar
door z.g. „onderkruipers” waren verwerkt en geladen.
In een op 16 April d.a.v. gehouden vergadering der ver-
eeniging van gasbewerkers „Nieuw Leven” werd besloten,
dat de leden onder geen beding „besmette” goederen zouden
verwerken. Toen daarop 17 April zeven werklieden weigerden
kolen te lossen, en het werk neerlegden, werd dienten
gevolge door de directie der gasfabrieken, krachtens artikel
61, sub b van het Werkliedenreglement 1911 hun dienst als
geëindigd beschouwd.
Aan het op 20 April door de genoemde vakvereenigiug
genomen besluit om tot staking over te gaan, zoolang de
bedoelde zeven werklieden niet weder waren aangenomen,
kon om verschillende redenen geen uitvoering worden ge
geven, zoodat op 22 April 1920 besloten werd de actie te
beëindigen.
Inmiddels hadden de appellanten op de volgens hun
dienstrooster vastgestelde tijdstippen het werk niet hervat,
4
33 VERSLAG V. H. SCHEIDSGERECHT V. GEMEENTEWERK!..