b. Samenstelling.
het slot van het vorig jaarverslag vermelde
In de aan
vacature van plaatsvervangend voorzitter, tevens lid, werd
door den Gemeenteraad in zijne vergadering van 29 Maart
1920 voorzien door de benoeming van den heer H. W. Nicolai,
plaatsvervangend lid.
De vacature van lid-werkman, wegens het bedanken van
den heer K. C. Sarton, werd vervuld door de verkiezing als
zoodanig op 25 Mei 1920 van den heer G. F. J. Bes, werkman
bij de Gemeentewerken.
Het plaatsvervangend lid-werkman K. M. Essenberg, werd
Bij de behandeling dezer zaak voor het Scheidsgerecht
bleek, dat de meesten dezer werklieden niet te werk waren
gekomen als gevolg van het parool hunner organisatie om
op 8 Juni 1920 te staken, ten einde te demonstreeren tegen
de z.g. „Antirevolutiewet”, welke door de Tweede Kamer
der Staten-Generaal op dien dag in behandeling zou worden
genomen. Zij verklaarden in beroep te zijn gekomen, omdat
zij niet konden vermoeden, wegens hun van het werk weg
blijven met niet-eervol ontslag te worden gestraft.
Het Scheidsgerecht meende zich bij de beoordeeling van
hun handelwijze te moeten stellen op het standpunt door
den Gemeenteraad ingenomen bjj de vaststelling van het
Werkliedenreglement 1911. Uit de destyds in den Raad ge
houden beraadslagingen blijkt, dat staking door een gemeente
werkman niet geoorloofd werd geacht, zoodat een werkman,
die aan een staking deelneemt, uit den Gemeentedienst be
hoort te worden ontslagen. Het Scheidsgerecht overwoog,
dat voor deelneming door appellanten aan deze staking geen
zoodanige verzachtende omstandigheden waren aan te voeren,
dat er reden was om te hunnen aanzien van dien regel af
te wijken, en dat de handelwijze van appellanten terecht
was gequalificeerd als wegblijven van het werk onder ver
zwarende omstandigheden.
De straf van niet-eervol ontslag werd voor alle appellanten
gehandhaafd, evenwel na opneming van een zelfde overweging
omtrent het niet eervolle daarvan als in de hiervóór ver
melde uitspraak in de zaak der zes werklieden van de Gas
fabrieken, betreffende hunne dienstbeëindiging door niet-
eervol ontslag, werd gesteld.
Tevens werden Burgemeesters en Wethouders door het
Scheidsgerecht op nieuw gewezen op de wenscheljjkheid
om het ontslag wegens ongeschiktheid voor de betrekking,
naast eervol en niet-eervol ontslag, in het werkliedenregle
ment op te nemen.
6
33 VERSLAG V. H. SCHEIDSGERECHT V. GEMEENTEWERKL.