115
Van de Nederlandsche Vereeniging tot bescherming
dieren ontvingen wij o.m. de volgende mede-
van
deelingen:
Dit jaar kwam de fusie tot stand met de Ned. Maat
schappij tot Bescherming van dieren en de Ned. Roode
Ster.
Dr. J. A. Cramer en Mr. H. J. Rink namen ontslag
als bestuurslid. Als voorzitter der afdeeling trad op
De Scheveningsche vloot bestond op 31 December 1920,
voor zooveel zeevisschersvaartuigen betreft, uit 24
stoom- of motorschepen, 238 zeilloggers, 2 loggerbom-
men en één bom en voor zooveel kustvisschersvaartui-
gen betreft uit 31 zee- en kust- en 46 kustvisschersvaar-
tuigen.
Aan de schrobnetvisscherij werd deelgenomen door 65
zeevisschersvaartuigen tegen 171 in 1919; aan de beug-
visscherij door 4, aan de haringvisscherij door 232 tegen
97 zeevisschersvaartuigen in het vorige jaar.
Voor de uitoefening der kustvisscherij werden uitge
reikt 242 consenten tot een bedrag van f 121,-dat in
’s Rijks kas werd gestort.
Voor de schrobnetvisscherij werden aangemonsterd
520, voor de beugvisscherij 51 en voor de haringvisscherij
2199 zeelieden, totaal 2770 personen, waaronder 2702 te
Scheveningen woonachtig en 68 van elders.
Het getal analphabeten bedroeg 6, allen Schevenin-
gers.
Evenals in het vorig jaar was ook nu, dooi- den stand
der valuta, de handel met het buitenland zeer zwak, tot
er voor Duitsehland een Rijkscrediet werd geopend,
waarna de handel vlotter ging.
Door stranding gingen verloren de logger SCH 174
en de schokkers SCH 114, 2 en 471, waarvan de opva
renden werden gered, evenals van de logger SCH 139,
welk vaartuig op zee op verdachte wijze is vergaan.
Van de logger SCH 437 sloeg, bij nacht, met storm
weder op zee een schepeling overboord en verdronk.
Het personeel van en verdere mededeelingen betref
fende de Brandweer worden vermeld in het verslag
van den Commandant, opgenomen onder de bijlagen
van dit verslag als no. 22.