37
Lederhandel. Het begin van het afgeioopen jaar was
tamelijk bevredigend; er waren voldoende grondstoffen. In
de tweede helft echter kwam zeer veel concurrentie uit
Duitschland, waar door de lage valuta veel direct gekocht
goederen betrof, welke gemakkelijker te maken zijn, was
het arbeidersvraagstuk niet zoo urgent en kon dus aan de
vraag der afnemers voldaan worden. Het winterseizoen zelf
viel op een paar drukke dagen na geducht tegen. Wat
betreft de opdrachten voor het zomerseizoen waren de af
nemers zeer gereserveerd wegens de in uitzicht gestelde
prijsdaling. Er werden wel orders geplaatst, evenwel met
de bepaling, dat, mochten de prijzen dalen, de prijzen van
de opdracht ook in evenredigheid zouden moeten dalen.
Fabricatie van Damesconfectie-kleeding. Waar de resultaten
over de eerste zes maanden van het afgeloopen jaar be
vredigend mochten worden genoemd, des te ongunstiger
waren zij in het daaropvolgend kwartaal, terwijl ook in het
algemeen de vooruitzichten verre van rooskleurig zijn. Ter
wijl gedurende het geheele jaar over voldoende grondstoffen
kon worden beschikt, bleven in de laatste zes maanden
van het jaar de orders achterwege. Hetgeen in confectie te
verkoopen viel, werd geleverd door Duitschland, waartegen,
in verband met den lagen stand der Marken, niet te con-
curreeren viel. Buitendien hebben de berichten in de
dagbladen, over de te verwachten prijsdaling der confectie-
artikelen, het noodige gedaan, om een depressie in het
bedrijf te veroorzaken. Door deze berichten toch ontstond
er onder het groote publiek een merkbare onwil om voor
damesconfectie de gevraagde prijzen te betalen. Die onwil
kreeg eveneens invloed op de winkeliers, zoodat deze op
hielden bestellingen te geven. Hierdoor raakten niet alleen
de fabrikanten, maar ook vele winkeliers zelve in flnancieele
moeilijkheden. Het gevolg is geweest dat in de laatste drie
maanden van 1920 vele werkgevers in het confectiebedrijf
hun personeel hebben ontslagen. Waar in normale tijden
de Nederlandsche confectiefabrikanten aan Duitsche con
currentie het hoofd konden bieden, is zulks thans door de
lage valuta eene besliste onmogelijkheid geworden en in
verband hiermede acht men de 5 invoerrecht, welke op
confectie geheven w'ordt, absoluut onvoldoende, tegenover
Duitschland dat Nederlandsche confectie met 760% invoer
rechten belast, welk percentage voor Nederland beslist den pas
tot uitvoer afsnijdt. Ook in dit bedrijf worden de wettelijk
voorgeschreven verplichtingen ten opzichte van arbeiders
verzekeringen zwaar gevoeld.
VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. 42