48 terstond voorstellen doen voor de stichting van een derde school aldaar; aan het Gemeentebestuur heeft het Bestuur van zijn voornemen in dezen reeds geruimen tijd geleden kennis gegeven. Teneinde te voldoen aan de vele aanvragen besloot het Bestuur aan de scholen te verbinden een cursus voor Voor bereidend Middelbaar Onderwys, welke, zooals de naam reeds aanduidt, ten doel heeft jongelieden, die een inrichting voor Middelbaar Technisch Onderwijs willen bezoeken, in de gelegenheid te stellen zich te bekwamen, om tot derge lijke inrichting te worden toegelaten. De cursus is toegankelijk voor leerlingen, die naar het 3de leerjaar der Ambachtsschool of naar het 5de leerjaar der Avondteekenschool zijn overgegaan en die den noodigen aanleg voor voortgezette studie blijken te bezitten. De lessen zullen worden gegeven gedurende een vol jaar, telkens gedurende 3 uren. Voor den eersten cursus, die op 1 September 1920 is aangevangen, hebben zich aangemeld 157 candidaten, van welke 80 konden worden toegelaten. De Boek bin derscursus, welke tot heden werd beschouwd als een afdeeling van de 1ste Ambachtsschool, is overge bracht naar de ïste Avondteekenschool, omdat het onder wijs aan dien cursus alleen in de avonduren wordt gegeven. Ook in het afgeloopen jaar was een cursus in hoef kunde en hoefbeslag aan de Ambachtsschool verbonden. De kosten van deze cursussen worden grootendeels ge dragen door de subsidiën van Rijk en Provincie, terwijl de Maatschappij van Landbouw en de Afd. ’s-Gravenhage dier Maatschappij hare belangstelling toonden door het verleenen van een jaarlijksche bijdrage in de kosten en door het aan wijzen van een Commissie van Advies, die op dezelfde wijze als dit voor andere bijzondere cursussen geregeld is, het Bestuur bijstaat in de leiding. Door Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland is aan het Bestuur medegedeeld, dat na het jaar 1920 geen provinciaal subsidie meer zal worden verleend, een gevolg van de bepaling der nieuwe Nijverheidswet, dat in het vervolg het Rijk 70 en de Gemeente 30 °/o zal moeten bijdragen in de kosten, die niet door andere inkomsten worden gedekt. 6. Verkeer. a. Scheepvaart. Langs de havenkantoren „Laakhaven” en „De Beek” passeerden in 1920 55.540 vaartuigen, waarvoor havengeld werd betaald. 42 VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 1207