47
Byiage
VERSLAG aan Zijne Excellentie den Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen over den
toestand van het Koninklijk Conservatorium voor
Muziek te 's-Gravenhage, over het jaar 1920.
A. Toestand van het gebouw.
In den allergebrekkigsten toestand van het gebouw, welke
ten eenenmale geheel onvoldoende is en in geen enkel
opzicht ook maar eenigszins tegemoet komt aan de meest
elementaire eischen, die men mag stellen aan een gebouw
waarin eene onderwijsinstelling gehuisvest wordt gelijk
aan het Koninklijk Conservatorium voor Muziek, kwam ook
in het thans afgeloopen jaar geene w’yziging ten goede.
De dagelyksche en kleine en groote schoonmaak van het
gebouw, die ten gevolge van met het Gemeentebestuur van
’s-Gravenhage gevoerde onderhandelingen, voortaan vanwege
den Gemeentelijken Reinigingsdienst zou geschieden, zal,
haar ten slotte werd besloten, in den vervolge toch vanwege
Overeenkomstig de bepaling van artikel 9 van het
Reglement hebben wij de eer Uwe Excellentie het navol
gende te berichten
Op 18 November 1920 kwam door den dood aan onze
Commissie te ontvallen haar mede-lid en on der-Voorzitter
Jhr. Mr. C. H. Beelaerts van Blokland, die gedurende 36 jaren
lid der Commissie is geweest, waarvan vele jaren als onder
voorzitter. In den heer Beelaerts van Blokland heeft onze
Commissie een ijverig en werkzaam lid verloren, die steeds
zooveel als in zyn vermogen lag, de belangen van het
Koninklijk Conservatorium voor Muziek heeft behartigd,
waardoor dan ook de herinnering aan de wyze waarop en
de toewijding waarmede wijlen Jhr. Beelaerts van Blokland
zyn taak vervulde nog langen tjjd by onze Commissie zal
blijven voortleven.
In twee vacatures in onze Commissie, waarvan de eene
is ontstaan door de benoeming in 1919 van Mr. W. C. Wendelaar
tot Burgemeester van Alkmaar en de tweede door het
overlyden van Jhr. Mr. C. II. Beelaerts van Blokland, werd
in 1920 nog niet voorzien.