48 110 VERSLAG LAGER ONDERWIJS. ’s-Gravenhage, 5 October 1920. Zooals Uwe Commissie bekend is, moet na het in werking treden der nieuwe Lager Onderwijswet de Plaatselijke VI. Daar de Commissie geen voldoende inlichtingen heeft kunnen krijgen aangaande de juiste taak der ge meentelijke Inspectie onder de nieuwe bedeeling, kan zij tot haar leedwezen over dit hoogst belangrijke punt geen oordeel vellen. VII. Hiermede kan de Commissie zich in ’t algemeen vereenigen. voorstellen een permanente bron van twisten in het leven zouden roepen, andere achtten over het algemeen de be schaving der opvoeders daarvoor te hoog. Een nauwkeurige omschrijving van de rechten en plichten in eene Verorde ning achtte de Commissie voor den komenden nieuwen toestand echter gebiedend noodzakelijk. Meer bezwaren werden aangevoerd tegen het overbrengen van hen, die de leerstof nog eens moeten doorgaan, naar de andere school onder hetzelfde dak. Men meende, dat de minder plichtgetrouwe onderwijzer er misbruik van zou kunnen maken, om lastige elementen kwijt te raken, terwijl vaak ook plaatsgebrek de overbrenging zal beletten. Toch oordeelt de Commissie in meerderheid de voordeelen van halfjaarlijksche terugstelling grooter dan de mogelijke na- deelen. Heeren burgemeester en van ’s-Gravenhage. Ag. NO. 22917, Afd. O. Betreffende: Samenstel ling Commissie ingevol ge de nieuwe wetsbepa lingen. De Plaatselijke Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, (w.g.) Prakken, Voorzitter. B B. van den Esoh, Secretaris. Aan Wethouders

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 1548