53
8
VERSLAG BEWAARSCHOOLAKTE-EXAMENS.
SPREKEN.
Het gezongen lied of de ontbinding van een gegeven
woord in spraakklanken was de aanleiding tot het onder
zoek naar de kennis der candidaten omtrent de ademhaling,
den luchtweg en zijn deelen, de vorming der spraakklanken,
hun verdeeling in soorten en de gronden dier verdeeling, de
bestanddeelen van tweeklanken, enz. Een enkele maal ver
klaarde een candidate bijna geen onderrieht in dit onder
deel van het examen te hebben ontvangen. Bij enkele candi
daten bleek de kennis nog wat oppervlakkig te zijn, doch
bij het meerendeel was ze voldoende of ruim voldoende. De
eigen spraak der candidaten schijnt beter verzorgd te
worden.
ZINGEN.
Niet altijd was de keuze van het „vrije” lied gelukkig,
en vele candidaten vergaten, dat daarnaar haar zingen
werd beoordeeld. De woorden kwamen niet altijd tot hun
recht; van muzikale opvatting en uitdrukking was dikwijls
geen sprake. Het zingen van het blad leverde voor de
meeste candidaten weinig moeilijkheden op. Vooral zij, die
met „verplaatsbare do” zongen, konden gemakkelijk aan
de eischen voldoen. De kennis van de theorie was voldoende
voor de behoeften van de practijk.
OPVOEDING EN ONDERWIJS.
Bij het maken der paedagogisehe opstellen kozen 16 can
didaten de eerste opgave, 17 de tweede en 6 het derde onder
werp. Onder de laatste bevonden zich enkele goede op
stellen, doch de overige konden over het algemeen slechts
aan zeer matige eischen voldoen.
De Commissie vroeg zich bij de lezing der opstellen af:
„Hebben de candidaten de opgaven niet goed begrepen, of
niet goed gelezen?" Bij het mondeling examen bleek, dat de
laatste veronderstelling de juiste was. Terwijl de meeste
candidaten, die het eerste onderwerp gekozen hadden, een
opstel maakten over het spelen alleen in den tuin en in het
speellokaal, bleek toch vaak bij het mondeling examen, dat
men wel wist, wat men verstaat onder „het spel in de
ruimste beteekenis van het woord” en ook antwoordden
de candidaten goed op de vraag: „Wat leeren de kinderen
zooal spelende in de bewaarschool?”
De opstellen over het tweede onderwerp handelden bijna
zonder uitzondering over orde en netheid; andere goede
gewoonten kwamen niet of zeer weinig in aanmerking.
Het gedeelte der tweede opgave, waarin gevraagd werd