53
I
-
11
VERSLAG BE WAARSCHOOLA KTE-EXAMENS.
SPELEN.
De candidaten hadden op het schriftelijk examen de
opdracht ontvangen een lijstje van vijf gebonden en vijf
halfgebonden spelen samen te stellen, waaruit de Com
missie een keuze deed. Voor ’t eerste spel was twintig,
voor ’t tweede tien minuten beschikbaar. Verder kregen de
candidaten tien minuten voorbereiding, waarbij zij een
keuze konden doen uit de beschikbare hulpmiddelen.
Bij de beoordeeling gold de opstelling der klasse, de
voorbereidende bespreking en verklaring van het spel,
benevens de meerdere of mindere methodische wijze van
aanleeren. Verder lette de Commissie er vooral op, of de
candidaten de klasse overzagen, wat bleek uit het op
merken en verbeteren der fouten. Van zelf was ook de leer
toon van grooten invloed bij de vaststelling van het cijfer.
De opstelling was over het algemeen voldoende, al
plaatsten toch nog enkele candidaten de leerlingen zoo
dicht op elkaar, dat zij de verschillende bewegingen on
mogelijk juist konden uitvoeren en bovendien de onder
wijzeres daardoor belet werd een en ander behoorlijk te
eontroleeren. Niet genoeg kan er op gewezen worden, dat
een ordelijke, vlugge opstelling voor ’t welslagen van de
les van zeer groot belang is.
De verklarende bespreking was meestal goed. Dikwijls
wist de candidaat door juist gekozen vragen onmiddellijk
de volle aandacht te wekken. Enkele candidaten vergaten,
dat ze veel gemakkelijker en vlugger de juiste voorstel
lingen bij de verschillende nabootsingsspelen konden aan
brengen met behulp van een in ’t lokaal aanwezige plaat
Ze verstonden de kunst in te gaan op opmerkingen van
de kinderen, zonder zich daarbij te laten afleiden.
Door sommige candidaten werd het sprookje gewijzigd;
zij stelden het dan voor, alsof de held van het verhaal het
bovennatuurlijke in een droom doorleefde. Dit was haar
goed recht, doch niet, dat ze in de fout vervielen ongerijmd
heden te vertellen. Ook bij andere wijzigingen kwamen
gevallen voor, die öf ’t verhaal ontsierden, of ’t onnoodig
rekten. Vandaar dan ook de raad aan iedere candidaat:
„Ga na, waarom ge wijzigt en hoe”.
Dat eenige candidaten maar een even voldoend cijfer
konden behalen, is te wijten aan een onvolledig weergeven
van den inhoud, of aan de wijze, waarop het verhaal ge
geven werd: bij sommige was de voordracht dor en droog,
bij andere gemaakt, druk of overdreven.
Wat de taal betreft, deze was bij bijna alle candidaten
goed verzorgd.