5
5
VERSLAG GEMEENTELIJKE HYPOTHEEKBANK.
Als gevolg van dit raadsbesluit werd één aanvrage om
garantie voor een door de Rijkspostspaarbank te verstrek
ken hypotheek, groot f 505.400,ingediend. De behandeling
van deze aanvrage had in het begin van 1921 plaats.
De Directeur van de Gemeentelijke Hypotheekbank,
JONKER.
De garantie zou niet verder behooren te gaan, dan tot
het bedrag der hypotheken, welke de Gemeente anders door
middel van de Gemeentelijke Hypotheekbank en het Nood-
hypothekenfonds zou hebben verschaft. Indien de geld-
nemer van andere zijde aan eerste hypotheek minder zou
ontvangen dan bedoeld bedrag, zou de Gemeente hem eene
aanvullende tweede hypotheek kunnen verstrekken, tot ten
hoogste het bedrag, dat zij anders uit dat Fonds zou hebben
verstrekt.
Burgemeester en Wethouders zouden de regeling van de
garantie geheel wenschen te doen aansluiten bij de bestaan
de regelingen voor de Gemeentelijke Hypotheekbank en het
Noodhypothekenfonds, zoodat de behandeling van de ga-
rantie-aanvragen geheel op dezelfde wijze zou geschieden,
als tot dusverre voor de hypotheekaanvragen gebruikelijk
is. De zaak zou dus hierop neerkomen, dat de garantie in
»de plaats trad van hypotheek, welke de Gemeente anders
zou hebben te verschaffen. Hiervan uitgaande kwam het
Burgemeester en Wethouders voor, dat de Raad er geen
bezwaar tegen zou hebben, de beslissing in de voorkomende
gevallen over te laten aan hun College en dat ook bij
Hooger Bestuur geen bezwaar zou bestaan tegen deze rege
ling, welke terwille van eene vlotte afdoening van de in
komende aanvragen zeer gewenscht is. Immers ook het
verstrekken van gelden onder hypothecair verband is,
binnen het raam van de daarvoor geldende bepalingen, aan
Burgemeester en Wethouders overgelaten (art. 5 van de
verordening voor de Gemeentelijke Hypotheekbank, Verz.
1912 No. 8). Alleen zou ook voor de te verleenen garanties,
door den Raad, onder goedkeuring van de Gedeputeerde
Staten, een maximum-bedrag behooren te worden gesteld,
terwijl van de gesloten transacties geregeld aan den Raad
mededeeling zou dienen te worden gedaan, zooals dit ten
opzichte van de hypotheken geschiedt ingevolge art. 12
der aangehaalde verordening.
Bij raadsbesluit van 2 December 1920 werd overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be
sloten; dit raadsbesluit werd goedgekeurd door de Gedepu
teerde Staten blijkens hunne missiven van 27/28 December
1920 G.S. No. 62 en 4/6 Januari 1921 G.S. No. 5.