9 2 VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING. Opheffing Gemeentelijk Werkloozenfonds. Tengevolge van de inwerkingtreding van het Werkloos heidsbesluit 1917, waardoor de uitvoering der werkloosheids verzekering in handen van Burgemeester en Wethouders kwam te berusten, verminderden de werkzaamheden van het Gemeentelijk Werkloozenfonds geleidelijk, totdat op 8 Maart 1919 de laatste uitkeering geschiedde. Gedurende den sedert verloopen tijd bleek er geen behoefte meer te bestaan aan de instandhouding van dit fonds, zoodat het Burgemeester en Wethouders in den loop van het jaar wenschelijk voorkwam om tot definitieve opheffing over te gaan en in verband daarmede de Verordening op het Ge meentelijk Werkloozenfonds in te trekken. Hiertoe besloot de Gemeenteraad in zijn vergadering van 17 Juli 1920 en het batig saldo van bedoeld fonds, hetwelk f 12 251,86 bedroeg, werd in de Gemeentekas gestort. Tegelijkertijd besloten Burgemeester en Wethouders de door hen ingestelde Commissie van Advies voor de werk loosheidsverzekering op te heffen. Deze Commissie was bedoeld als opvolgster van het Bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds; haar taak Zou zjjn voorlichting van Burgemeester en Wethouders bij de uit voering der werkloosheidsverzekering. De ontwikkeling dier funetionneeren der werkloozenkassen is uiteraard zoowel in het belang der verzekerden, als in dat van Rijk en Gemeente. Om deze reden besloot de Minister van Arbeid dan ook om tjjdelijk een verhoogd subsidiepercentage van Rijk en Gemeente toe te staan, hetgeen immers mogeljjk was gemaakt door de bij Koninklijk Besluit van 4 Augustus 1919 (Staatsblad No. 533) tot stand gekomen wyziging van het Werkloos heidsbesluit 1917. Voorts dient er melding van te worden gemaakt, dat voor werklooze arbeiders in die vakken, welke na de oorlogscrisis niet normaal zijn geworden of gebleven en waarvoor de door de Regeering getroffen regelingen bij de opheffing van het K. N. Steuncomité onvoldoende zijn ge bleken, z.g. Commissiën van Steunverleening zjjn ingesteld, terwijl ook de werkloosheid zooveel mogelijk werd bestreden door „werkverschaffing”. Bovendien werd, met het oog op de ernstige bedrijfs- slapte, die zich in het najaar in verschillende takken van industrie deed gevoelen of gevreesd werd, voor werkgevers de mogelijk geopend om, wanneer zij bereid waren tot het verleenen van steun aan hunne werklooze arbeiders, van Rijk en Gemeente subsidie in de uitkeeringen te verkrygen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 292