13
6
VERSLAG GEM. ELECTRISCH BEDRIJF.
IV. Machines en Ketels.
In F ab r i e k I zijn aanwezig: I gelijkstroomdynamo van
700 K.W. en een draaistroomdynamo van 720 K.W. bij cos.
0 0,9 gezamenlijk gekoppeld met een stoommachine van
een normaal vermogen van 720 K.W., voorts een gelijk
stroomdynamo van 1400 K.W. en een draaistroomdynamo
van 1440 K.W. bij cos. 0 0.9 gezamenlijk gekoppeld met
een stoommachine van 1500 K.W. normaal en ten slotte 1
turbodynamo van 1500 K.W. bij cos. 0 0,9 en een turbo-
dynamo van 2000 K.W. bij cos. 0 0,9.
Ten behoeve van de gelijkstroomlevering is een draai-
stroomgelijkstroomomzetter van 720 K.W. aanwezig en een
draaistroomgelijkstroomomzetter van 1200 K.W., welke
laatste in den loop van het verslagjaar is opgesteld en in
bedrijf werd genomen.
In het ketelhuis zijn aanwezig 4 Lancashire-ketels van
75 M-'. verwarmend oppervlak elk, 2 waterpijpketels van
292 M2. verwarmend oppervlak elk (Babcock Wilcox-
ketels), 2 waterpijpketels van 434 M2. verwarmend opper
vlak (Stirling-ketels).
De Lancashire-ketels zijn voorzien van een inrichting
voor den aanvoer van lucht onder de roosters.
De Stirling-ketel is voorzien van: een automatische stook
inrichting, een inrichting voor knnstmatigen trek en een
inrichting voor den aanvoer van lucht onder de roosters.
De Babcock Wilcox-ketels en een der Stirling-ketels
dienen voor de Vuilverbrandingsinrichting.
De in bruikleen opgestelde turbodynamo van 3000 K.W.
werd door de definitieve van 8000 K.W. vervangen, zoo-
dat in:
Fabriek II zijn opgesteld:
2 turbodynamo’s van 8000 K.W. normaal bij cos. 0 0,8
2 4000 0 0,8
terwijl 2 w'aterpijpketels Marinetype (Babcock Wilcox)
met een stoomproductie van 12000 tot 15000 K.G. per uur
werden opgesteld.
In Ketelhuis II zijn dus thans aanwezig: 8 waterpijp
ketels Marinetype (Babcock Wileox) voorzien van auto
matische stookinrichting en kunstmatigen trek, met opge-
bouwden economiser met stoomproductie van 12000 tot
15000 K.G. per uur per ketel. Alle ketels zijn ingericht voor
aanvoer van lucht onder de roosters.
Door het foreeeren, tengevolge van de beperkte ketel-
capaciteit in vorige jaren, moesten de ketels in het ver
slagjaar belangrijke onderhoudswerken ondergaan, welke
gedurende den zomer konden worden uitgevoerd, zoodat