16 4 VERSLAG GEM. HAVENDIENST. De oorzaak van deze belangrijke vermindering moet vooral gezocht worden in het feit, dat de reederijen gebukt gingen onder zware financieele lasten, als gevolg van het niet tegen behoorlijken prijs verkoopbaar zijn van groote partijen haring der teelt 1919, welke nog te Scheveningen waren opgeslagen. Aangezien de trawvisseherij te Scheveningen zoo goed als nimmer voor de reederijen goede financieele resultaten heeft afgeworpen, daar deze haar in hoofdzaak onderna men om een deel der zeelui aan het werk te houden en goede zeelieden te kweeken, is het verklaarbaar, dat onder deze omstandigheden dit bedrijf zeer weinig werd beoefend. Hierbij kwam nog, dat ook de minder goede vooruitzich ten voor de prijzen der versche visch hun invloed deden gelden, terwijl de ontreddering der internationale ruilmid delen, waardoor de export naar het buitenland zoo ernstig belemmerd wordt, zeer zwaar drukt op het vissoherijbedrijf, dat grooteudeels op dezen export is aangewezen. Waar ook de exploitatiekosten nog hoog zijn, daar moet de marktprijs der versche visch wel zeer hoog zijn, om de trawlvisscherij zonder nadeelig saldo te kunnen uitoefenen. Op den 4en Februari verscheen in de dagbladen het be richt der Reichsfiechversorgung G. m.b.H. Berlin, afdee- ling IJmuiden, dat de invoer van versche visch in Duitsch- land voorloopig verboden was. Ook dit besluit had uit den aard der zaak een zeer nadeeligen invloed op de prijzen. Men had bovendien veel te kampen met slecht weder, zoodat veel vischdagen verloren gingen. Ook kwam het nog voor dat trawlnetten door wrakken verloren gingen. Resumeerend kan men zeggen, dat de trawlvisscherij, door een samenloop van ongunstige omstandigheden, voor de reeders geen schitterende resultaten heeft afgeworpen, en dan ook betrekkelijk vroeg werd gestaakt. Haringvisscherij. Ook deze visscherij begon onder zeer slechte auspiciën. Hoofdzakelijk als gevolg van de steeds voortgaande daling der buitenlandsche valuta in het bij zonder de mark, maar toch ook door de in Duitschland gevolgde invoerpolitiek, is de haringexport in 1919 vrijwel mislukt en is er, niettegenstaande een gedeelte hiervan ten gevolge van de bekende credietovereenkomst tusschen Ne derland en Duitschland is uitgevoerd kunnen worden, een groote hoeveelheid haring over gebleven. Het nieuwe seizoen moest dus beginnen met een groote hoeveelheid oude haring, waarvan natuurlijk een niet ge ring deel door bederf zou worden getroffen. Iedere nieuwe aanvoer zou de waarde van den ouden voorraad nog meer

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 579