19
55
VERSLAG STADSONTWIKKELING EN VOLKSHUISVESTING.
B. Statistiek huisvesting der jonggehuwden.
Evenals over 1919 werd over 1920 een onderzoek ingesteld
naar de huisvesting der in deze Gemeente gehuwde paren.
Het aantal huwelijken, dat in 1919 3250 bedroeg, steeg in
1920 tot 3603.
Van deze 3603 gehuwde paren betrokken slechts 1301 een
eigen woning, 1492 of 41,41 gingen bij derden inwonen.
Laat men de gezinnen, die zich elders vestigden buiten be
schouwing, dan bedraagt dit percentage 53,06. Twintig
jonggehuwde paren verlieten de gemeente, omdat zij hier
De in de beide tabellen onder „Voorwaardelijke Ver
gunning” gerangschikte gevallen, betreffen bijna uit
sluitend zoodanige, waarbij de vergunning werd verleend
onder voorbehoud, dat ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders zou worden aangetoond, dat de bewoners
voorzien zijn van een andere woning.
Verscheidene malen betrof de aanvrage perceelen, die
in zoodanigen toestand verkeerden, dat amotie of althans
opheffing als woning alleszins toejuiching verdiende,
doch alleen voorkomen diende te worden, dat de bewoners
op straat zouden komen.
Zoo bevindt zich onder deze perceelen een complex van
33 woningen (hofje), welke in zoodanigen toestand van
verwaarloozing verkeeren, dat spoedige amotie zeer wen-
schelijk ware. Aangezien het bovendien in dit geval de
bedoeling was, om deze krotten te vervangen door een
kleiner aantal nieuwe woningen, lag het geven van voor
waardelijke vergunning voor de hand.
Intusschen staat onder de tegenwoordige omstandig
heden deze voorwaardelijke vergunning dikwijls gelijk met
weigering van de vergunning.
De gevallen, waarin zonder voorbehoud werd geadvi
seerd tot het verleenen der vergunning tot geheele ont
trekking, betroffen, zooals uit de tabel blijkt, in het geheel
85 woningen. Een niet onbelangrijk gedeelte van deze 85
woningen zijn groote panden (heerenhuizen) waaraan
geen gebrek bestaat.
Het grootste gedeelte dezer gevallen betreft beneden
woningen, die tot winkel, pakhuis of werkplaats werden
ingericht door kleine neringdoenden.
In al de gevallen, waarin tot het geven der vergunning
werd geadviseerd, was de woning onbewoond of bestond
de zekerheid, dat het gezin een andere woning zou kun
nen betrekken.