27
6
VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST.
Kosten.
De uitgaven van den dienst hebben over het afgeloopen
jaar f 338.206,91 bedragen of f 27.413,29 meer dan in 1919
als nader omschreven in het Rapport der Begrooting.
Daartegenover zijn f 5.625,32 of 3.100,145 minder aan in
komsten geboekt.
Hieronder bevinden zich f 1.543,30 van de Rijks-Verzeke-
ringsbank voor het verleenen van hulp aan personen,
onder de Ongevallenwet vallende en f 2.729,02 aan den
Schoolartsendienst voor verwarming van het gebouw in
rekening gebracht.
Opmerking verdient, dat het bedrag aan inkomsten be
duidend grooter zou zijn, wanneer diverse verrichtingen,
ten behoeve van andere diensten en instellingen gedaan,
in afzonderlijke verrekening werden gesteld.
bereikbaar, door tijdelijke krachten, wat de geneeskundigen
betreft, door een beperkt aantal rustende geneesheeren
voorzien.
Vermelding verdient, dat door toename der hoeveelheid
administratief werk de aanstelling van ten minste één
nieuwe administratieve kracht noodig is te achten.
Materieel.
Het materieel onderging uitbreiding door de aanschaf
fing van één ziekenauto.
Aangezien door de toename van het ziekenvervoer, in het
bijzonder ook der krankzinnigen-transporten, benevens
door de vermeerderde werkzaamheid van den Eerste-Hulp-
dienst, eensdeels de slijtage der voertuigen toeneemt,
andersdeels aan de capaciteit beduidend hoogere eisehen
worden gesteld, zal ook in het loopende jaar 1921 machti
ging tot aanschaffing van althans één ziekenauto niet
uit kunnen blijven. In verband hiermede wordt ook een
uitbreiding der garageruimte overwogen en dit op korten
termijn.
Overigens is met de overname van het krankzinnigen-
vervoer een niet onbelangrijke kostenbesparing verkregen.
Deze kan veilig op een paar duizend gulden per jaar
gesteld worden, welk bedrag tot dusverre kwam voor reke
ning der Afd. Algemeene Zaken ter Secretarie.
De aanschaffing der voor het scabiës-ambulatorium en
de quarantaine-inrichting noodige materialen kon, be
houdens die van enkele speciaal-medisehe attributen,
zonder meer aan den Directeur van den Ontsmettings-
dienst worden overgelaten.