27 26 VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST. Doodschouw. ,5 Sterf teverhoudingen. Vooraf gaan enkele gegevens met betrekking tot de sterfte. Dienaangaande kan worden opgemerkt, dat deze den gunstigen roep, die van onze Gemeente uitgaat, we derom bevestigen. Voor 1920 zijn de cijfers zelfs zeer gun stig te noemen. De sterfte in haar geheel bedroeg toch 99 1 3 7 1 8 2 1 1 12 Verrichtingen van hygiëniseh-sanitairen aard. Deze verrichtingen vormen met inbegrip van de opvol gend te behandelen werking van het scabiësambulatorium en der quarantaineinrichtiiig een nieuwe taak voor den dienst, waartoe als gevolg van de steeds groeiende behoef ten op dit gebied in den aanvang des jaars werd besloten en waaromtrent hier, nu het voor de eerste maal is, eenigs- zins uitvoeriger wordt gerapporteerd. Wat betreft het aantal kunstgebitten, zoo werd gunstig geadviseerd op 48 aanvragen, waarvan 25 ten behoeve van personen in dienst der Gemeente en 23 op voordracht van het Burgerlijk Armbestuur. De officieele doodschouw, neventaak voor de z.g. con- troleerende geneeskundigen, die daartoe afzonderlijk be- eedigd zijn, wordt uitsluitend verricht op uitnoodiging der Politie. In het afgeloopen jaar vond zij 49 maal plaats tegen 59 maal in 1919. De oorzaak van den dood moest worden toegeschreven: 13 maal aan verdrinking. ophanging. schotwond. levenlooze geboorte, ouderdomszwakte, hartverlamming, gasverstikking, overriding. vergiftiging, onbekende oorzaak. Het verminderde aantal houdt verband met de omstan digheid, dat de praktiseerende geneesheeren er geleidelijk meer van doordrongen worden, dat het afgeven van een doodsverklaring, ook zonder dat daaraan een behandeling voorafging, tot de wettelijk toelaatbare verrichtingen be hoort.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 933