27 28 VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST. Ook als men het jaar 1919, met het vooronze Gemeente bijzonder hooge getal van 140 febris typhoïdea-lijders bui ten beschouwing laat, kan dit aantal geenszins verontrus tend heeten en trekt enkel de opeenhooping in Mei de aandacht, want een gemiddelde over de jaren 19101918, met uitsluiting van het abnormale jaar 1919, geeft het cijfer 43. Voor de gevallen in Mei weid een speciaal epidemiolo gisch onderzoek ingesteld. Evenals zoo vaak voorkomt, leverde dit onderzoek ook hier geen in allen deele bevre digend resultaat. Wel waren er vrij sterke aanwijzingen, die op de waar schijnlijke infectie-bron duidden en werd in niet minder dan tien gevallen eenzelfde slijter als melk-leverancier gevonden, maar tot een bewijs kwam het niet, want een herhaald bacteriologisch onderzoek van alle personen, die bij den melkboer inwoonden of in zijn bedrijf werkzaam waren, bleef negatief. Gelukkig bleek het evenzeer negatief in het gezin van den houder van een alcohol-vrij koffiehuis, waarvan drie personen naar een ziekenhuis waren vervoerd wegens febris typhoïdea want het was niet van belang ont bloot om te weten, of zich soms een bacillen-drager be vond onder de gezins-leden, die in het koffiehuis werk zaam waren. In twee gevallen werd het onderzoek buiten de gemeente voortgezet; hierop zal nog worden teruggekomen. Verder waren er geene aanwijzingen, die eene enquête motiveerden onder de talrijke veehouders buiten, wier naam en adres waren genoteerd. Dit bewijst overigens op zichzelf niet zoo heel veel, want lichte, niet herkende gevallen van febris typhoïdea kun nen, even goed als de zware vormen, tot verdere infectie voeren, terwijl de mogelijkheid van bacillen-dragers al evenmin uitgesloten is. Positief mag het onderzoek in zooverre heeten, dat het aan den dag bracht, hoeveel ter zake nog te verbeteren valt, konform de dagelijksche ervaring, die overal wordt opgedaan. Bij het opsporen van zieke en verdachte personen wer den aanvullend eenige melk-winkels bezocht, waar de toe stand niet bevredigend was, nl. te weinig licht of lucht en ruimte voor het melk-bedrijf en niet voldoende persoon lijke en algemeene hygiëne. Bij den melk-slijter hierboven aangeduid werd eene kleine, ondiepe zak-put gevonden, waarvan het water geenszins betrouwbaar kan heeten, allerminst in een melk-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 935