41 Quarantaine-inrichting. maanden van 1920 nog 698 bedroeg, verhief zich over het zelfde tijdvak van 1921 niet boven de 450. Deze cijfers ko men het werkelijke aantal zeer nabij, daar eventueel ver zuimde aangiften later, bij de aanvragen voor ontsmet ting, alsnog worden achterhaald. Na eenige voorbereiding kon in de maand Mei, even eens in een paar huizen aan den Parallelweg, daartoe dooi den Ontsniettingsdienst beschikbaar gesteld, de gelegen heid worden geopend om personen geneeskundig te onder zoeken en een paar dagen waar te nemen. De behoefte was n.l. gebleken om gasten, voor de tehui zen voor onbehuisden en allerlei andere inrichtingen be stemd, eerst voldoende te observeeren, ter voorkoming van besmetting in die inrichtingen. Die hiervoor in aanmerking komen, dus allen, voor wie plaatsing in eene inrichting is verzocht, worden gebaad en met hunne kleeding van ongedierte bevrijd; daarna volgt het geneeskundig onderzoek, voor vrouwelijke per sonen aangevuld met een klinisch en bacteriologisch on derzoek op vulvo-vaginitis, dat reap, in het ziekenhuis aan den Tapjjtweg en in het laboratorium van het Gemeente Ziekenhuis plaats vindt. Opgenomen zijn over een tijdvak van zeven maanden 128 personen, waarvan 11 mannen, 26 vrouwen en 91 kin deren; dat de observatie-maatregel niet alleen voor de ge stichten, die later de personen zullen ontvangen, van be- teekenis is, blijkt wel uit het getal vrouwen en het relatief groot aantal kinderen, wien de reiniging, eventuëele ge neeskundige hulp na onderzoek en het rustig verblijf in de observatie-inriehting gedurende enkele dagen ten goe de kwam. In afwijking van hetgeen verwacht was werd in geen van de zeven en zestig gevallen, dat vulvovaginitis-onder- zoek geschiedde, bacteriologisch de diagnose positief ge steld; slechts kwamen een paar klinisch twijfelachtige gevallen voor. Herhaaldelijk daarentegen werden gevallen van schurft bu het geneeskundig onderzoek ontdekt en behandeld; evenzeer werd, bij kinderen, meermalen besmettelijk hooidzeer gevonden en de behandeling ingeleid. Minderjarige meisjes, die door de Zeden-politie ten on derzoek werden gezonden, konden tot dusverre nog niet worden opgenomen wegens het groote gevaar voor ont- VERSLAG GEMEENTELIJKE GENEESKUNDIGE DIENST. 27

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1920 | | pagina 948