10 In verband met de Warenwet 1919, Stbl. 581, hebben in 1921 tal van besluiten het licht gezien, waarvan de meeste het tijdstip aangeven, waarop bepaalde artikelen van de wet in het algemeen of voor bepaalde gebieden in werking treden. Voorts vereisehten verschillende bepalingen uit voeringsbesluiten. Van belang is het besluit van 26 Maart 1921, Stbl. 638, waarbij de artikelen worden aangewezen, die volgens art. 1 der Warenwet zullen worden beschouwd als waren in den zin dier wet, waaronder in de eerste plaats genoemd worden alle grondstoffen, die bestemd zijn of ge bruikt worden voor of bij de bereiding van eet- en drink waren. voor de oprichting van openbare slachthuizen uit ’s Rijks Kas aan gemeenten. Bij K.B. van 6 Juni 1921 Stbl. 754 werd uitvoering gegeven aan art. 19 van genoemde wet, eischen stellend, waaraan slachterijen, bewaarplaatsen van vleesch, enz. moeten vol doen in het belang der hygiëne. Bij K.B. van 17 November 1921 Stbl. 1190 werd bepaald, dat de artikelen der vleeschkeuringswet, voorzoover zij niet reeds eerder in werking waren gesteld (zoo werd bij K.B. van 5 October 1921 Stbl. 1112 bepaald, dat de Gemente- raden de noodige verordeningen en instructies op den keu ringsdienst voor 1 Januari 1922 aan de goedkeuring van Ged. Staten hadden te onderwerpen), in werking zouden treden op 1 Juni 1922. In Stbl. 695 verscheen de wet van 29 April 1921, hou dende voorschriften ten aanzien van Levensverzekering maatschappijen, welke bijzondere voorziening behoeven. De considerans van deze wet, die zonder veel discussie werd aangenomen, vestigt de aandacht op de urgentie van het geven van voorschriften t. o. v. levensverzekeringmaat schappijen, van welke redelijkerwijze te voorzien is, dat zij in de toekomst niet aan al hare verplichtingen zullen kun nen voldoen. De uitspraak door den rechter, waarbij ver klaard wordt, dat de Maatschappij verkeert in een toestand, welke in het belang der gezamenlijke schuldeischers bijzon dere voorziening behoeft, heeft tengevolge, dat de maat schappij niet kan worden genoodzaakt tot nakoming van hare verplichtingen. Alle aangevangen executiën worden geschorst, gelegde beslagen vervallen. De rechter-commis- saris, bijgestaan door een commissie door de rechtbank benoemd, waakt voor de belangen der gezamenlijke, schuld ei sehers. 42 VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1921 | | pagina 1081