18 Maatschappijen te verkrijgen, dat zij niet zou overgaan tot het heffen van snelvervoer-vraeht voor emmers en manden van Scheveningsehe Vischventers, die het geheele land door reizen met versche haring en tot nu toe daarvoor geen vracht behoefden te betalen. Dezerzijds werd de Directie verzocht om den aangekondigden maatregel van vracht- heffing op te schorten, althans tot 1 October, aangezien dan de haring meer houdbaar is en in grootere partijen in vaten naar de destinatieplaatsen kan worden gezonden. Aan dit verzoek werd door de Directie der Spoorwegen gevolg gegeven. Ook werd een request gericht tot de Directie der Spoor wegen en den Minister van Waterstaat om reizigerskaar ten tegen gereduceerd tarief beschikbaar te stellen voor bezoekers der Jaarbeurs te Utrecht. Afschrift van dit verzoek werd aan alle Kamers van Koophandel met ver zoek om adhaesiebetuiging toegezonden, met w’elk verzoek algemeene instemming werd betuigd. De Kamer wendde zich tot den Gemeenteraad in verband met een rapport, uitgebracht door de Commissie inzake C.V.B. en de behandeling daarvan in dezen Raad. De Kamer wendde zich tot de Eerste Kamer der Stateu- Generaal met een adres, waarin zij het college verzocht het ontwerp van de wét tot aanvulling en wijziging der zegel wet 1917, zooals dit bereids door de Tweede Kamer der Staten-Generaal werd aangenomen, niet aan te nemen, of de behandeling daarvan alsnog tot nader datum uit te stellen en zoodoende gelegenheid te openen voor de Regee- ring om nog bij afzonderlijke nota van wijziging, of door het geven eener toelichting, de redactie zoodanig te ver duidelijken, hetzij van art. 40f, hetzij van art. 40h le, dat vast zou komen te staan, dat geen zegelrecht zal zijn verschuldigd ter zake van het vervoer van goederen, wanneer de verschuldigde vracht minder dan f 10, bedraagt. Immers bij de bestaande redactie meende de Kamer dat, waar slechts de ontvangbewijzen van vervoerde goederen, waarvoor de verschuldigde vracht minder dan f 10,— bedraagt, uitdrukkelijk van zegelrecht zijn vrijge steld, het niet ondenkbaar is, dat krachtens het in het ont werp genoemde art. 40f ter zake van vrachtbrieven, beurt- vaartadressen of andere vervoerdocumenten zelve, het vaste recht van 25 cent toch zou kunnen worden gevorderd, ook indien de vracht beneden f 10,bleef. De Kamer betoogde, dat talrijke kleine zendingen naar verhouding van de vrachtbedragen door het onverander lijk recht van 25 cent te zwaar gedrukt worden, terwijl zulke zendingen toch vaak bezwaarlijk zonder vervoer- VERSLAG DER KAMER V. KOOPHANDEL EN FABRIEKEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1921 | | pagina 1089