Bijlage 46 VERSLAG aan Zijne Excellentie, den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen over den toestand van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek te 's-Gravenhage, over het jaar 1921. B. Onderwijzend- en dienstpersoneel. In den loop van het jaar 1921 kwamen de volgende mu taties in het onderwijzend- en dienstpersoneel tot stand. Aan den leeraar W. Hendriks, die reeds geruimen tijd door ziekte verhinderd werd les te geven, werd bij besluit Overeenkomstig de bepaling van art. 9 van het Regle ment hebben wij de eer Uwe Excellentie het navolgende te berichten: De twee in de Commissie van Toezicht bestaande vaca tures werden vervuld door de benoeming van de heeren Mr. J. D. Verbroek en Jhr. A. G. Sickinge bij besluit van Uwe Excellentie van 22 Januari 1921 No. 511 Afd. K. W. tot leden der Commissie. De Commissie benoemde uit haar midden tot vice-president den heer Jhr. Mr. Rh. Feith en tot penningmeester Mr. J. D. Verbroek. A. Toestand van het Gebouw. Het afgeloopen jaar bracht al evenmin de dringend noo- dige verbetering in de uiterst gebrekkige en ten eenenmale onvoldoende huisvesting der Koninklijke instelling als de latere daaraan voorafgaande jaren. De reeds sedert eenige jaren bestaande en bij herhaling uitgesproken verwachting, dat deze verbetering binnen af- zienbaren tijd zoude komen, is ijdel gebleken; het tijdstip waarop het Conservatorium in een zijner waardig gebouw zal worden gehuisvest schijnt thans verder verwijderd dan ooit. Doch de Commissie acht het haar plicht met nadruk de aandacht van Uwe Excellentie te blijven vestigen op den toestand, die noodwendig schade doet aan de ontwik keling van de eerste inrichting voor muziekonderricht hier te lande.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1921 | | pagina 1343