Byiage 23
VERSLAG van den Directeur van den Dienst voor
Kunsten en Wetenschappen over 1921.
I. Personeel.
a. Aanstelling, ontslag, bevordering.
Bij den Algemeenen Dienst werd met 1 Januari de le
klerk de heer J. B. van Aerde bevorderd tot Bureauehef A.
Mej. A. Klijnstra, wetenschappelijk assistent bij het
Oud-Archief vroeg en verkreeg tegen 15 Februari eervol
ontslag.
Als haar opvolgster werd benoemd Mej. Mr. G. H. C.
Breesnee, archief ambten aar le klasse en adjunct-archivaris
der gemeente Leiden. Met 1 Juli kon Mej. Breesnee haar
ambt aanvaarden. Van langen duur echter is haar werk
zaamheid niet geweest. Toen aan het Algemeen Rijks-
archief een plaats als commies openkwam, dong Mej. Bree
snee naar die plaats en verkreeg ze. Met 1 Januari 1922
moest dus ook aan haar eervol ontslag worden verleend.
Zooals te voorzien was bleek het onmogelijk een geschikte
archiefambtenaar le klasse te vinden en dus moest besloten
worden een ambtenaar 2e klasse als wetenschappelijk assis
tent aan te stellen. Met ingang van 1 Januari 1922 werd
daartoe benoemd de heer N. J. Pabon, volontair aan het
Rijksarchief te ’s-Hertogenbosch.
De wetenschappelijke assistent, de heer F. C. van der
Meer van Kuffeler behaalde in den loop van het jaar het
radicaal van archief-ambtenaar 2e klasse. Met ingang van
1 Januari 1922 werd hij aan het archief bevorderd tot
adjunct-commies.
Inleiding.
Ingevolge de van Uw College ontvangen algemeene aan
schrijving zal ook dit jaar het verslag zoo kort mogelijk
zijn, en zich uitsluitend bepalen tot een aanstippen van de
voornaamste feiten.
Over het algemeen gaf dit jaar reden tot tevredenheid.
De toenemende belangstelling van de zijde van het publiek
en de daarvan ondervonden steun werkten daartoe mede.