9 3 VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING. Evenals in vorige jaren was gedurende het geheele jaar 1921 voor een 100-tal uitgetrokkenen in het visschersbedrijf werkgelegenheid gevonden door hen bij den dienst der Gemeenteplantsoenen werkzaam te stellen tegen een loon van f 20,— per week. Van het totaal bedrag dier loonen werd tot September de helft en gedurende het verdere ge deelte van het jaar 25 door het Rijk betaald. Tevens deden Burgemeester en Wethouders echter den Raad het voorstel, zich voor de toekomst in beginsel bereid te verklaren tot het verleenen van bijdragen van 10 in uitkeeringen krachtens wachtgeldregelingen, onder voor waarde, dat het Rijk daarin eveneens zijn bijdrage ver leenen zal, zooals is bepaald in de „Algemeene Regelen, betreffende het verleenen van subsidie in uitkeeringen, die door werkgevers aan hunne arbeiders zijn verstrekt”, door den Minister van Arbeid op 11 October 1920 vastgesteld. De Raad nam in zijn vergadering van 17 November 1921 dit voorstel aan. In 1921 deed zich echter geen geval voor, waarin zoo danige bijdrage verleend behoefde te worden. Het eerste geval van dien aard is voorgekomen in het begin van 1922, toen de N.V. Kon. Ned. Edelmetaalbedrijven van Kempen, Begeer en Vos gemeente-subsidie aanvroeg ten behoeve van een, door haar in het leven geroepen, door den Minister van Arbeid goedgekeurde wachtgeldregeling. Bij Raads besluit van 13 Februari 1922 werd een bijdrage van 10 toegekend in uitkeeringen, welke na 1 Februari 1922 zijn verstrekt aan te ’s-Gravenhage wonend personeel van ge noemde N.V. krachtens die wachtgeldregeling. In den aanvang van 1921 kwam een regeling tot stand, die beoogde, de treilervisscherij, welke in normale tijden reeds weinig voordeel eu vaak zelfs verlies oplevert, doch als gevolg van de lage prijzen, die in verband met de lage buitenlandsche valuta voor de visch kon bedongen worden, toen bijna geheel tot stilstand was gekomen, met kracht te bevorderen, door haar uit de kassen van Rijk en Gemeente steun te verleenen. Bij Raadsbesluit van 17 Januari 1921 werd voor dat doel een post van f 120.000,op de begrooting uitgetrokken. Het gevolg van genoemde regeling was, dat de reeders een 50- tal zeilloggers ter treilervaart zonden op voorwaarden, waarvan de voornaamste punten hieronder volgen: 1. De bemanning zou het gewone aandeel in de besom ming ontvangen, met dien verstande, dat per man een

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1921 | | pagina 239