9 4 VERSLAG DER WERKLOOSHEIDSVERZEKERING. Bij rondschrijven van 5 December 1921 deed de Minister van Arbeid aan de gemeentebesturen het voorstel, over 1922 voor een aantal noodlijdende werkloozenkassen ten laste van het Rijk (s/a deel) en gemeente (Vs deel) te nemen de bedragen, waarmede de totalen der uitkeeringen de totalen der inkomsten (contribution der leden, vermeerderd weekloon van f 20,werd gewaarborgd (het loon, dat bij de werkverschaffing bij de plantsoenen betaald werd). 2. Eventueel verlies op de exploitatie in de periode van de treilervisseherij, die tot einde Mei zou duren, zou den reeders vergoed worden tot een bedrag van ten hoogste f 2.000,— per schip. Het bedrag van dit verlies zou worden vastgesteld door een commissie van 3 leden, van wie één door het Rijk, één door de Gemeente en één door de per manente commissie uit de reederij te benoemen. 3. Van het totaal bedrag van den bijslag op de loonen en de schadevergoeding aan de reeders zou het Rijk en de Gemeente V» betalen. Aangezien door middelmatige vangst de besomming ge ring bleef, moest aan bijslag op de loonen f 40.357,88® betaald worden, terwijl de aan de reeders te betalen schadevergoe ding f 101.069,23 bedroeg. Van dit totaal van f 141.427,11® kwam ‘Ai gedeelte of f 47.142,37 ten laste der gemeente. Tegenover deze uitgaven stond het voordeel, dat aan een 400-tal vissehers in hun vak arbeid verschaft had kunnen worden. Het gebrek aan geschoolde arbeiders in de bouwvakken, speciaal metselaars, zoomede het groot aantal werklooze ongeschoolde arbeiders, in hoofdzaa.k opperlieden, hadden er toe geleid, dat op 11 October 1920 van Gemeentewege een cursus werd aangevangen om ongeschoolde arbeiders op te leiden tot metselaars. Aanvankelijk bestaande uit 2 ploegen, elk van 3 personen, bedroeg het aantal in opleiding zijnde personen op 1 Januari 1921: 27. Toen later de behoefte aan metselaars verminderde, werd de cursus met ingang van 25 Februari 1922 opgeheven. Van de 64 personen, welke den cursus gevolgd hadden, hebben er 3 het aangeleerde vak vaarwel gezegd, was op 1 April 1922 met zekerheid bekend, dat er 40 nog als met selaar werkzaam waren, terwijl van de 21 overigen de werkkring op dien datum niet bekend was. De kosten van den cursus hebben bedragen over 1920 f 6.140,77, over 1921 f 23.818,61 en over 1922 f 2.112,76, totaal f 32.072,14, waarvan de helft door het Rijk werd gedragen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1921 | | pagina 240