16
4
VERSLAG GEM. HAVENDIENST.
zee
Harinyvisscherij. Ook deze visseherij had, gedurende het
afgeloopen jaar, voor bijna alle reederijen, welke haar
hebben uitgeoefend, slechte resultaten.
Reeds in het begin van het jaar was het duidelijk, dat
er weinig belangstelling van de, zijde der reeders voor
de haringvisscherij zou bestaan. Immers, door de lage
haringprijzen van het vorige jaar waren door de Combi
natie van reederijen enorme hoeveelheden haring overge
nomen, welke nog steeds op afnemers lagen te wachten.
Ook in Engeland deed zich hetzelfde verschijnsel voor,
met dit verschil dat daar, gedurende het jaar 1920, evenals
in het daaraan voorafgaande jaar, alle aangevoerde haring
doQr de regeering was overgenomen. Er was dus overal
een teveel van haring en het was te voorzien, dat deze
enorme voorraden een depri meeren den invloed op de
prijzen van het nieuwe product zouden uitoefenen.
Onder deze omstandigheden was het verklaarbaar, dat
de animo bij de diverse reederijen, om de haringvangst
uit te oefenen, tot een minimum beperkt bleef.
Van de Scheveningsche vloot, groot 242 loggers en 7
stoomschepen, oefenden slechts 161 loggers en 1 stoomschip
Om deze werkloosheid zooveel mogelijk te bestrijden,
en tegelijkertijd den zeelieden aan een hun vertrouwd werk
te helpen door de trawlvisscherij met steun op een grooter
schaal dan te verwachten was te doen hervatten, was naar
schatting een bedrag van f 360.000,noodig.
In zijne, vergadering van den 17en Januari 1921 besloot
de Gemeenteraad, op voorstel van Burgemeester en Wet
houders, een bedrag van ten hoogste f 120.000,— beschik
baar te stellen, zijnde een derde deel van het vermoedelijk
benoodigde bedrag, op voorwaarde, dat het Rijk de overige
tweederden voor zijne rekening zou nemen. Hierdoor werd
aan de werklooze zeelieden een loon van f 20,— per week
gegarandeerd, welk loon de reglementaire uitkeering bij
werkloosheid met f 2,overtrof, en werd aan de reeders
tegemoetkoming verzekerd door Rijk en Gemeente
bedrag van ten hoogste f 2.000,
eene
gezamenlijk tot een
per schip.
Wel gingen, na het vallen van dit besluit, nog eenige
schepen naar zee om onder die voorwaarden de trawl
visscherij uit te oefenen, doch het meerendeel hield zich
afzijdig en bleef in de haven liggen.
Niettegenstaande deze steun, zijn de resultaten van de
trawlvisscherij bedroevend geweest en kan men veilig aan
nemen, dat alle schepen, behoudens eene hoogst enkele
uitzondering, met verlies hebben gevaren.