59
Het personeel van en verdere mededeelingen betref
fende de Brandweer worden vermeld in het verslag
21 stoom- of motorschepen, 227 zeilloggers, een logger-
bom en een bom, en voor zooveel kustvisschersvaar-
tuigen betreft uit: 29 zee- en kust- en 38 kustvisschers-
vaartuigen.
Volgens de aanmonstering namen aan de sehrobnet-
visscherij deel 53 zee visschers vaar tui gen tegen 65 in 1920
en aan de haringvisseherij 179 zeevissehersvaartuigen
tegen 232 in ’t vorige jaar.
Hierbij moet worden opgemerkt, dat in navolging van
de slechte gewoonte te IJmuiden aangevangen, ook hier,
althans voor de schrobnetvisseherij, allengs meer het
aanmonsteren wordt nagelaten, zeer tot schade van de
controle op allerlei gebied, zoodat verplicht monsteren der
bemanningen van zee- en zee- en kustvissehersvaartuigen
en l>estraffing bij nalatigheid hoog noodzakelijk is. Die
noodzakelijkheid is in dit jaar andermaal gebleken o.a.,
door dat verscheiden bemanningen noodig hadden met
de monsterrol te bewijzen, onder welke loonregeling zij
contract hadden gemaakt. Tengevolge van het onge
monsterd ter visscherij gaan, is alzoo niet met juistheid
op te geven met hoeveel vaartuigen en bemanningen het
bedrijf werd uitgeoefend.
Voor de uitoefening der kustvisscherij werden uitge
reikt 326 Consenten tot een bedrag van f 163,dat in
’s Rijks kas werd gestort.
Voor de schobnetvissoherij werden aangemonsterd 424
zeelieden en voor de haringvisseherij 1724, tezamen 2148,
waaronder 2108 te Seheveningen woonachtig en 40 van
elders.
Het getal analphabeten bedroeg 7, allen Scheveningers.
Nog altijd is door de valuta de handel met het buiten
land zeer zwak. Aan ’t einde van dit verslagjaar kwam
daarin een weinig verbetering door de vraag naar
haring in Frankrijk. Ook de exploitatiekosten drukten
het bedrijf op ernstige wijze.
Den 8en April strandde nabij Ter Heide de vlet ge
merkt SCH 14. De beide opvarenden werden gered.
Evenzoo werd de bemanning gered van den logger
gemerkt SCH 155, die op 30 October op zee werd over-
stoomd en verloren ging.