20 18 VERSLAG BOUW EN WONINGTOEZICHT. in artikel 13, werden 20 vergunningen vervallen verklaard; van deze 20 vergunningen waren 12 verleend in 1921, de overige daarvoor. De termijn, binnen welken de inrichtingen voltooid en in werking moesten zijn gebracht, genoemd in artikel 13, werd voor 9 inrichtingen verlengd. Een beroep op grond van artikel 15 der Wet was aan het eiud van het verslagjaar nog in behandeling. De artikelen 20 en 21 vonden geen toepassing. Een verordening, als bedoeld in artikel 4 sub lo. en 2o. der Hinderwet, was op het einde van het verslagjaar in voorbereiding. In vroeger jaren waren in deze gemeente slechts betrek kelijk kleine hoeveelheden petroleum en benzine opgeslagen. De aauvoer had per spoor plaats. Het was toelaatbaar met inachtneming van de noodige voorzorgen den opslag te doen geschieden in de bebouwde kom, in het bijzonder in het Laakhavenkwartier. Wegens de hooge spoorvrachten is er een drang ontstaan naar aanvoer per schip en dientengevolge in zoodanige hoeveelheden, dat opslag in de bebouwde kom niet kan worden toegelaten. De aanleg van een petroleumhaven be gint thans noodzakelijk te worden. In afwachting van dezen aanleg werden met belangheb benden tijdelijke regelingen getroffen ten aanzien van den opslag van petroleum en benzine. Met den Hoofd-Inspecteur van den Arbeid in het 4e district te Utrecht, tot wiens ambtsgebied deze gemeente behoort, werd geregeld overleg gepleegd ten aanzien van inrichtingen, welke behalve onder de Hinderwet ook onder de Veiligheidswet of Arbeidswet vallen. Hierdoor werden tegenstrijdige aanwijzingen voorkomen. Belanghebbenden in zake hinderwetsaanvragen werden zooveel mogelijk in de gelegenheid gesteld tijdig overleg met den dienst te houden, teneinde latere teleurstelling te voorkomen. Omtrent bij de controle van de bestaande inrichtingen geconstateerde overtredingen, werd in overleg getreden

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1921 | | pagina 727