Bylage 21
VERKORT JAARVERSLAG van de Schoonheids
commissie voor de Gemeente ’s-Gravenhage
over 1921.
In verband met het in werking treden van art. 94 der
gewijzigde Bouw- en Woonverordening voor ’s-Gravenhage
van 1920, werd den 7en April 1921 de tegenwoordige Schoon
heidscommissie geïnstalleerd door den Wethouder van
Openbare Werken Mr. P. Droogleever Fortuyn.
Als gewone leden namen zitting: Mevrouw A. E. van
Braam HouckgeestSchroot, de heeren W. van Boven,
H. v. d. Kloot Meijburg, Ir. W. de Vrind Jr., C. W. Lunsingh
Scheurleer, A. Coert, aangewezen door Burgemeester en
Wethouders,
de heeren H. Groenewegen, A. Kropholler, R. C. Mauve,
aangewezen door den B. N. A.,
terwijl ambtshalve als adviseerende leden zitting namen:
de heeren Ir. P. Bakker Schut, dir. S. en V., Dr. H. E. van
Gelder, dir. K. en W., Ir. J. Lely, dir. Gem. Werken, G. A.
Meijer, dir. B. en W. toezicht, P. Westbroek, dir. Plantsoenen.
Tot voorzitter der Commissie werd gekozen de heer
W. van Boven, tot plaatsvervangend voorzitter de heer
H. v. d. Kloot Meijburg, tot tijdelijk secretaris de heer R.
C'. Mauve, die dezen post waarnam tot 1 Mei op welken
datum hij ingevolge zijne sollicitatie, tot gesalarieerd
secretaris werd benoemd onder goedkeuring vaoi Burge
meester en Wethouders voorloopig tot 1 Januari 1922. Door
deze benoeming trad hij als lid der Commissie af en werd
vervangen op voordracht van den B. N. A. door den heer
Ir. D. Roosenburg, die in de vergadering van 11 Augustus
als lid geïnstalleerd werd.
Door vertrek naar elders trad den 7en Juli de heer Coert
als lid van de Commissie af; hij werd vervangen door den
heer Mr. Dr. R. S. Bak els, die in de vergadering van 13 Juli
als lid werd geïnstalleerd.
Ingevolge art. 3 der instructie voor de Schoonheids
commissie werden de gewone leden ingedeeld in 3 afdee-
lingen en aan iedere afdeeling een bepaalde stadswijk als
werkkring toegewezen.