21
3
VERSLAG VAN DE SCHOONHEIDSCOMMISSIE.
verwezen naar het Instituut voor Sier- en Nijverheids-
kunst, Westeinde 9, die den betrokkene van advies diende
en hem een bevoegd ontwerper aanwees.
De werkwijze der Commissie en van het Secretariaat
heeft tot resultaat in de eerste plaats een zeer gering- aan
tal afkeurende adviezen op de ingekomen ontwerpen. Een
der voornaamste betreft de aanvrage van het Eijks-instituut
voor Drinkwatervoorziening waarmede de Schoonheids
commissie zich niet kon vereenigen, gezien de plaatsing
van het 20 M. hooge gebouw t.o. van het Carnegieplein.
Overeenkomstig dit advies is de betreffende bouwver
gunning door Burgemeester en Wethouders geweigerd.
In de tweede plaats een betrekkelijk groot aantal wijzigin
gen. Het zou van belang zijn eenige der voornaamste voor
het jaarverslag te reprodueeeren. Gezien echter de nood
zakelijkheid van bezuiniging besloot de Commissie dit plan
tot betere tijden uit te stellen.
De Schoonheidscommissie is overtuigd, dat het resultaat
van haar werken opvallender zou zijn, als er een plan be
stond voor de bebouwing der zich snel ontwikkelende
nieuwe wijken; moet zij thans de ingek omen plannen stuks
gewijze beoordeelen zonder te voren een denkbeeld te heb
ben van het aspect der toekomstige wijk in het geval
van bedoeld bouwplan, zij het een globaal plan zou zij
een maatstaf hebben en kon zij meer dan nu zorg dragen
voor het aesthetisch karakter der nieuwe stadswijk als ge
heel. Derhalve diende de Schoonheidscommissie een des
betreffend voorstel in bij Burgemeester en Wethouders
waaromtrent de beslissing nog wordt ingewacht.
Naar aanleiding van de plannen voor aanleg van den
nieuwen verkeersweg langs den Hofvijver stelde de Ad
viseur der Gemeente Dr. H. P. Berlage er prijs op de mee-
ning van de Schoonheidscommissie te vernemen. Over deze
aangelegenheid is in eenige achtereenvolgende vergade
ringen van gedachten gewisseld en bracht men aan den
heer Berlage antwoord uit in de vergadering van 5 Januari.
Met waardeering constateerde de Commissie overigens, dat
Burgemeester en Wethouders ook het advies der Commis
sie inwonnen over sommige aesthetisehe aangelegenheden,
die niet direct vallen onder het bepaalde van art. 94 der
Bouw- en Woon verordening, zoo o.a. betreffende den bouw
van de Wagenbrug, de steenen bruggen in het Haagsche
Bosch en bij den Benoordenhoutsche- en Bezuidenhoutsche-
weg enz. De Commissie acht het echter zeer gewenscht, dat
omtrent gevallen waar het Gemeentebelang gemoeid is met
aesthetisehe vraagstukken, zooals omschreven in art. 7 der