21 3 VERSLAG VAN DE SCHOONHEIDSCOMMISSIE. verwezen naar het Instituut voor Sier- en Nijverheids- kunst, Westeinde 9, die den betrokkene van advies diende en hem een bevoegd ontwerper aanwees. De werkwijze der Commissie en van het Secretariaat heeft tot resultaat in de eerste plaats een zeer gering- aan tal afkeurende adviezen op de ingekomen ontwerpen. Een der voornaamste betreft de aanvrage van het Eijks-instituut voor Drinkwatervoorziening waarmede de Schoonheids commissie zich niet kon vereenigen, gezien de plaatsing van het 20 M. hooge gebouw t.o. van het Carnegieplein. Overeenkomstig dit advies is de betreffende bouwver gunning door Burgemeester en Wethouders geweigerd. In de tweede plaats een betrekkelijk groot aantal wijzigin gen. Het zou van belang zijn eenige der voornaamste voor het jaarverslag te reprodueeeren. Gezien echter de nood zakelijkheid van bezuiniging besloot de Commissie dit plan tot betere tijden uit te stellen. De Schoonheidscommissie is overtuigd, dat het resultaat van haar werken opvallender zou zijn, als er een plan be stond voor de bebouwing der zich snel ontwikkelende nieuwe wijken; moet zij thans de ingek omen plannen stuks gewijze beoordeelen zonder te voren een denkbeeld te heb ben van het aspect der toekomstige wijk in het geval van bedoeld bouwplan, zij het een globaal plan zou zij een maatstaf hebben en kon zij meer dan nu zorg dragen voor het aesthetisch karakter der nieuwe stadswijk als ge heel. Derhalve diende de Schoonheidscommissie een des betreffend voorstel in bij Burgemeester en Wethouders waaromtrent de beslissing nog wordt ingewacht. Naar aanleiding van de plannen voor aanleg van den nieuwen verkeersweg langs den Hofvijver stelde de Ad viseur der Gemeente Dr. H. P. Berlage er prijs op de mee- ning van de Schoonheidscommissie te vernemen. Over deze aangelegenheid is in eenige achtereenvolgende vergade ringen van gedachten gewisseld en bracht men aan den heer Berlage antwoord uit in de vergadering van 5 Januari. Met waardeering constateerde de Commissie overigens, dat Burgemeester en Wethouders ook het advies der Commis sie inwonnen over sommige aesthetisehe aangelegenheden, die niet direct vallen onder het bepaalde van art. 94 der Bouw- en Woon verordening, zoo o.a. betreffende den bouw van de Wagenbrug, de steenen bruggen in het Haagsche Bosch en bij den Benoordenhoutsche- en Bezuidenhoutsche- weg enz. De Commissie acht het echter zeer gewenscht, dat omtrent gevallen waar het Gemeentebelang gemoeid is met aesthetisehe vraagstukken, zooals omschreven in art. 7 der

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1921 | | pagina 746