Bijlage 5
VERSLAG van de Gemeentelijke Hypotheekbank
van ’s-Gravenhage over 1922.
Zooals in het verslag over 1919 werd medegedeeld, hadden
Burgemeester en Wethouders in Augustus van dat jaar, in
verband met de bezwaren, welke het gemeentelijk crediet
destijds in het algemeen ondervond, besloten, voorloopig,
behoudens uitzondering in bijzondere gevallen, door de Ge
meentelijke Hypotheekbank geen nieuwe leeningen te doen
verstrekken.
De voorziening in de behoefte aan kapitaal voor den
bouw van middenstandswoningen werd inmiddels door de
Gemeente zooveel mogelijk bevorderd door het verleenen
van garantie ten behoeve van hypotheken, door rijksinstel-
lingen verstrekt aan vereenigingen, welke met steun van
het Rijk en de Gemeente de stichting van dergelijke wonin
gen ondernamen. Bovendien verschafte de Gemeente aan
vullende credieten uit het Noodhypothekenfonds.
De bedoelde garanties traden in de plaats van de hy
potheken, welke de Gemeentelijke Hypotheekbank anders
zou hebben verstrekt. Zij werden dan ook slechts verleend
op den voet der voor die instelling geldende beginselen en
voorschriften en bleven dus beperkt tot leeningen op on
derpanden, gesticht op gemeentelijken erfpachtsgrond.
In ruimere mate dan door het verleenen van de bedoelde
garantiën werd de voortgang der voorziening in de behoefte
aan burgerwoningen een tijdlang bevorderd door de beken
de rijkspremiebouwregeling (zie verslag 1921, blz. 26 vlg.l.
Aanzienlijke kapitalen werden van rijkswege beschikbaar
gesteld; bovendien gold de regeling zoowel voor „eigen
grond” als voor erfpaoh-tsterrein. Inmiddels is de bedoelde
regeling sterk in hare toepassing beperkt, zoodat de voor
ziening in bouwkapitaal voor het meerendeel weer op, nor
male wijze zal dienen te geschieden.
Nadat de obligatiemarkt van lieverlede ten opzichte van
gemeenteleeningen weer gunstiger was gestemd, achtten
Burgemeester en Wethouders in den zomer van 1922 het
oogenblik gekomen om de gelegenheid tot het verkrijgen
van hypotheken van de Gemeentelijke Hypotheekbank we
der open te stellen, zij het dan ook, dat hierbij, met het oog
op de tijdsomstandigheden, bijzondere voorzichtigheid zou
moeten worden betracht Aan hunne meening gaven zij