10 2 VERSLAG DER GEMEENTEBANK VAN LEENING. Door den Inspecteur werden in de Bijkantoren geregeld klaring voor dezen gestadigen teruggang is niet te geven. Werd aanvankelijk gedacht dat de oorzaak moest worden gezocht in de plaats gehad hebbende stijging der loonen van de arbeidende klasse, thans moet die gedachte, bij de reeds geruimen tijd heerschende werkeloosheid op elk ge bied, worden losgelaten. Ook tengevolge van de algemeene malaise zou men hebben mogen verwachten dat een drukker gebruik van de hulp, die de Bank kan bieden, zou zijn ge maakt, zulks te meer waar ten tijde van de ruime ver diensten dikwijls artikelen en voorwerpen werden aange kocht, die, niet beslist noodzakelijk zijnde, voor beleening in aanmerking zouden kunnen komen. Alleen ten opzichte van de „Voorschotten op pensioenen” en van de „Andere geldleeningen” kan op toename worden gewezen, echter niet in die mate dat daardoor de vermin dering der beleeningen op onderpand wordt goedgemaakt. Zooals uit de cijfers in de hierna volgende paragraaf blijkt, blijft de beleening van 1922 per saldo ruim f 239.000,bij die van het jaar te voren ten achter. Of hiermede de laagste stand is bereikt, kan niet vooruit worden gezegd. Wel ver- toonen de thans bekende cijfers over Januari en Februari 1923 een stijgende lijn. Het spreekt bijna vanzelf dat de algemeen slechte econo mische toestand zijn invloed ook op het bedrijf der Bank heeft doen gelden. Aandeelen van een Naamlooze Vennoot schap (Metaalindustrie), die in beleening waren genomen, werden door de faillietverklaring dier maatschappij, geheel waardeloos en konden, toen de beleening niet werd afgelost, niet worden gerealiseerd. Deze post moest dus als verlies worden afgeschreven. Hierin, als ook in het feit dat andere soortgelijke papieren moeilijk verkoopbaar blijken te zijn, werd aanleiding gevonden om, in afwachting van het te nemen Raadsbesluit tot wijziging van het Bankreglement, niet verder te gaan met de beleening van Incourante fondsen. Vervolgens was de weinige stabiliteit in de waarde van meerdere artikelen oorzaak, dat, in vergelijking met vorige jaren, het overschot van de verkochte onderpanden aan merkelijk daalde, wat mede tengevolge had dat het aan de Bank toevallend, niet afgehaald gedeelte verre bleef be neden het op de begrooting geraamde, terwijl aan den anderen kant het, ten laste van het bedrijf blijvend ver lies, steeg. Een en ander is nader onder cijfers gebracht in 9 „Fi- nancieele uitkomsten”, alsmede in de Bedrijfsrekening.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1922 | | pagina 228