10
1913
1914
1915
1916
1917
1918
1919
1920
1921
1922
1
736,60
313,58 f 1,97
2.311,92®
1.477,33
2.067,14
2 286,91
2.694.29»
2.123,50
1.262,66
20
VERSLAG DER GEMEENTEBANK VAN’ LEENING.
Uitbetaald in het
Verjaard.
Jaar.
f
f 6.141,52
Jaarwedden en Gratificatiën.
Pensioenen.
Bedrag
van
het overschot.
Op deze rekening werd uitgegeven f 11.595,32 tegen
f 9.635,16 in 1921. Deze verhooging is een gevolg van de
omstandigheid, dat het pensioen van den vroegeren vendu
meester thans voor het volle jaar moest worden gekweten,
terwijl het aanvullingspensioen over September/December
1921 ook nog ten laste van het dienstjaar 1922 moest wor
den gebracht. Daar alle op het oogenblik gepensionneerden
tot het voor 1 Mei 1913 in vasten dienst zijnde personeel
Jaar van
het overschot.
1ste jaar
daarna.
Nog
op vorder baar.
f2.232,48®
2.023,41
1.415,215
4.638,55 5
5.461,60®
6.979,30®
8.252,92»
7.854,99
5.158,83®
f 7.505,33®
6.801,09
11.713,84®
15.007,67®
20.971,27®
28.768,61®
31.893,37
27.262,76®
18.739,25
16.812,48
f 4 536,25
4.462,12®
4.986,70®
8.891,79
13.442,53
19.502,40
20.946,15
17.284,27®
12.317,75®
10.670,96
Voor het ontvangen van overschotten werden aange
boden 4143 beleenbewijzen; op 3 470 dezer werd uitbetaald
f 11.933,62; op 673 kon niets worden uitgekeerd, daar de
onderpanden, bij verkoop, verlies hadden opgeleverd of de
opbrengst juist voldoende was om het aan de Bank ver
schuldigde te voldoen. De sedert 1913 ontvangen overschot
ten van verkochte onderpanden en de daarop uitbetaalde
bedragen aan de houders van beleenbewijzen zijn in den
volgenden staat opgenomen.
I 2de jaar
daarna.
Aan jaarwedden en gratificatiën werd uitgegeven
f 100.030,63, zijnde f 835,93 minder dan ten vorigen jare en
zulks wel ondanks het feit, dat alle jaarwedden ingevolge
de „Salarisverordening voor het Bankpersoneel 1922”, min
of meer werden verhoogd.
Die bezuiniging werd verkregen door inkrimping van
personeel.