16
5
VERSLAG GEM. HAVENDIENST.
Zooals echter te verwachten was, bleef het aantal der
aan de haringvisscherij deelnemende vaartuigen ver be
neden dat van het vorige jaar, terwijl toen zelfs reeds een
niet gering deel der vloot niet aan de haringvisscherij
deelnam. Gezien den hierboven uiteenigezetten toestand, kon
dit geen verwondering wekken. Ook kon men, in verband
met de ontzettende daling van de mark en de vrijwel alge-
heele ontreddering van Oost-Europa, geen goede prijzen
voor het product verwachten. Wel hoopte men, dat men
bij beperkte aanvoeren kans zou zien, de vangst te ver
knopen voor een deel in het binnenland en voor het overige
naar België en Amerika.
bij wijze van hoofdelijke aansprakelijkheid. Nu deed zich
echter het geval voor, dat door de slechte uitkomsten der
haringvisscherij in de jaren 1920 en 1921 een groot aantal
reederijen niet aan hare verplichtingen uit hoofde van hare
deelname aan de combinatie kon voldoen, zoodat het ge
volg hiervan was, dat de financieel krachtiger reederijen
door deze bepalingen niet alleen haar eigen deel van het
verlies te dragen kregen, doch ook dat der andere. Indien
hierin niet werd ingegrepen was het te voorzien, dat een
groot aantal reederijen zou moeten liquideeren en was de
twijfel gewettigd, of er nog wel een reederij zou kunnen
blijven bestaan.
Gelukkig echter leende de Regeering een gewillig oor
aan de klachten der visscherijbedrijven en werd, met mede
werking der Staten-Generaal, den 22en Maart een crediet
gevoteerd van f 650.000,—. Door het verleenen van dit cre
diet kon de hoofdelijke aansprakelijkheid van de leden der
haringcombinatie veranderd worden in een individueele
aansprakelijkheid, aangezien de Regeering garant bleef
voor de reederijen, welke niet in staat waren haar aandeel
in het verlies onmiddellijk te voldoen, terwijl de reederijen,
welke hiertoe wel in staat waren, maatregelen konden
treffen om haar aandeel te betalen en dan van alle verdere
aansprakelijkheid waren ontheven.
Hoewel door de aanneming van dit crediet de haring-
vischerij nog niet als gered kon worden beschouwd, was
daardoor wel het meest imminente gevaar, hetwelk haar
bedreigde, n.l. de consequenties, voortvloeiende uit de
hoofdelijke aansprakelijkheid voor de deelnamen aan de
combinatie, afgewend en konden de reederijen, welke hier
aan hadden deelgenomen, een juist overzicht krijgen van
haar toestand, hetwelk uit den aard der zaak niet mogelijk
was, zoolang de hoofdelijke aansprakelijkheid gehand
haafd bleef.