54 In 1922 werd eene vervolging ingesteld tegen drie schippers, wegens overtreding van art. 8 der Noordzee- Conventie van 1882, en tegen één schipper wegens over treding van art. 52 van de Schepenwet, terwijl wegens desertie drie schepelingen werden vervolgd (van wie één minderjarig was). Gedurende de geheele visscherij in 1922 werd tweemaal de toepassing gevraagd van art. 402 van het Wetboek van Koophandel, om onwillige schepelingen tot hun verhuurden dienst te verplichten. De Scheveningsche vloot bestond op 31 December 1922, Onder No. 20 der bijlagen treft men aan het verslag van het Bouw- en Woningtoezicht. zaam te zijn bij het opsporen van veroordeelden tot hechtenis of vervangende hechtenis. Door den Waterschout wordt, voorzoover betreft de aanmonstering van scheepsvolk enz., het volgende medegedeeld: 5 9 4 5 4 13 8 11 9 Uit het verslag van de Vereeniging De Haagsche Bur gerwacht stippen wij aan: Jhr. Mr. J. W. Schorer is voorzitter; Vice-Admiraal b. d. G. P. v. Hecking Colen- brander, commandant; W. Baron Snouckart van Schau- burg, secretaris; E. C. van Swieten, penningmeester; L. P. Maartens, onder-voorzitter; M. G. F. Langlois van den Bergh, M. Loeb, L. Mazel en D. Poot zijn leden van het bestuur. Het bureau is gevestigd Laan Copes van Cattenburch 57. De vereeniging telt rond 6000 leden. De jaarlijksche schietwedstrijden hadden wederom plaats. Het aantal bewakingskringen was: in de le sectie 2e 3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1922 | | pagina 57