2.
3.
VERSLAG van de Plaatselijke Commissie van Toe
zicht op het Lager Onderwijs over 1923.
Ter voldoening aan het slot van lid 3 van artikel 184 der
Lager-onderwyswet 1920 heeft de Plaatselijke Commissie
van Toezicht op het Lager Onderwijs te ’s-Gravenhage de
eer hierbij haar verslag uit te brengen over het jaar 1923.
De Commissie hield in 1923 drie vergaderingen.
De voornaamste onderwerpen, welke daarin behandeld
werden, waren:
Benoeming van den heer J. Pieterson Moens tot onder
voorzitter der Commissie in verband met de benoeming
van den heer Dr. D. L. Roosenburg tot voorzitter.
Invoering eener herfstvaeantie.
De plannen tot opheffing der eenige meisjesschool.
Ten opzichte van de herfstvaeantie heeft de Commissie
geadviseerd niet over te gaan tot definitieve invoering dier
vacantie. Aan gezien bij de behandeling er van in de Com
missie de stemmen staakten en de stem van den Voorzitter
heeft beslist, heeft de minderheid gebruik gemaakt van de
bevoegdheid, vastgelegd in lid 6 van artikel 10 van het
om eveneens een
Huishoudelijk Reglement der Commissie,
advies over te leggen.
In zake de plannen tot opheffing der meisjesschool aan
de Atjehstraat heeft de Commissie geadviseerd om niet over
te gaan tot opheffing van den onderbouw dier school, te
overwegen de oprichting van speciale meisjesscholen op
meerdere punten der stad en wanneer de exploitatie van
den onderhouw' van genoemde meisjesschool inderdaad niet
economisch mocht zijn, dezen onderhouw te verplaatsen naar
een schoolgebouw' met grootere lokalen en meer in het
centrum der stad gelegen.
De volgende mutatiën kwamen in den loop van het jaar
in de Commissie voor:
Ontslag hebben genomen de heeren Dr. R. P. van de
Kasteele, J. J. Pennock, G. Smelt en S. N. Posthumus.
Tot nieuwe leden zyn benoemd de heeren Prof. J. A.
Grutterink, P. E. W. Knijpers, A. J. P. de Beste en H. Peijpers.
Bijlage 48
1.