ft
Bylage 4
VERSLAG van de Gemeentelijke Hypotheekbank
van s-Gravenhaye over 1923.
In den loop van 1922 werd de rijkspremiebouwregeling
in sterke mate in hare toepassing beperkt. Dientengevolge
begonnen de bemoeiingen der Gemeentelijke Hypotheekbank
met de uitvoering van die regeling, voor zooveel het nieuwe
posten betrof, geleidelijk af te loopen. Buiten de administratie
van de gesloten leeningen en de daarin voorkomende
wijzigingen door verkoop als anderszins vroegen in 1923
nog slechts cenige loopende bouweredieten en toegezegde,
doch nog niet gesloten leeningen hare aandacht, totdat zij
op 1 Juli, in verband met de samenvoeging van de gemeenten
’s Gravenhage en Loosduinen, betrokken werd bij eene groote
bouwonderneming op het grondgebied van laatstgenoemde
gemeente, n.l. den bouw van 126 landhuizen bij Kijkduin.
Deze onderneming, welke in zich sloot de afwerking van
een volledig villapark en de bevordering van de totstand
koming van voldoende verbinding met de stad, eischte van
de Hypotheekbank, in samenwerking met den Dienst der
Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, vele bemoeiingen.
Voor het overige bepaalde hare werkzaamheid op het
gebied van nieuwe leeningen zich grootendeels tot het ver-
leenen van credieten bouweredieten en vaste hypotheken
ter bevordering van den aanbouw van kleine burger
woningen.
Hoewel de ongunstige conjunctuur der laatste jaren ook voor
de Gemeentelijke Hypotheekbank en de beide door haar be
heerde instellingen, het Noodhypothekenfonds en het Rijks-
hypotheken-Fonds, moeilijkheden opleverde, was de betaling
van rente en aflossing over het geheel bevredigend gebleven.
Behoefde in het verslag over 1922 nog slechts melding te
worden gemaakt van eenigen achterstand in de betalingen
hoofdzakelijk by industrieele onderpanden in 1923 werden
de moeilijkheden grooter. Verschillende oorzaken werkten
hiertoe mede. Handel en nijverheid leden onder den ongunsti-
gen economischen toestand. De bouwondernemers meer in het
bijzonder zagen hunne positie gedrukt door de voortgaande
daling der woningburen en den geringen kooplust. De
positie van die bouwers, welke uitsluitend of voornamelijk