Bijlage 17
I. BEHEER.
II. ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
Het af gel oo pen jaar hebben zich geen omstandigheden
voorgedaan die van bijzonderen invloed zijn geweest op den
dienst.
De uitvoering der werken had een geregeld en over het
algemeen vlot verloop en geschiedde volgens openbare- of
onderhandsche aanbesteding, dan wel in eigen beheer.
Blijkens den uitslag van de gehouden openbare aanbe
stedingen werd van de zijde der particuliere aannemers
in ruime mate belangstelling getoond voor de uitvoering
der werken, waarbij steeds een zeer sterke concurrentie
aan den dag trad.
Ook leveranciers van grondstoffen en materialen gaven
Het bedrijf der Gemeentewerken werd beheerd door Bur
gemeester en Wethouders, bijgestaan door een Raadscom
missie, welke in de vergadering van 4 September 1922 werd
samengesteld uit de heeren M. Vrijenhoek, M. van Steen
bergen, A. H. van Deth en H. C. Silvius, terwijl de heer
Mr. P. Droogleever Fortuijn als Voorzitter optrad.
In de Raadsvergadering van 16 Juli 1923 werden tot leden
der Commissie benoemd de heeren M. van Steenbergen, F.
N. V. Quant, M. Joëls Jr. en J. W. ALbarda, terwijl in de
vergadering van 30 Juli 1923 mededeeling werd gedaan van
het optreden als Voorzitter der Commissie van den Wet
houder voor Openbare Werken, den heer A. C. A. van
Vuuren (Afgetreden als Weth. v. O. W. in de vergadering
van 1 October 1923).
In de Raadsvergadering van 15 October 1923 werd mede
gedeeld, dat Burgemeester en Wethouders met het oog op
de gewijzigde samenstelling van hun College waren over
gegaan tot een nieuwe onderlinge verdeeling van werk
zaamheden, gedurende het jaar ingegaan 5 October 1923.
Van dien datum af trad als Wethouder van Openbare
Werken, tevens als Voorzitter der Commissie op de heer
F. N. V. Quant.
In dezelfde vergadering werd in de ontstane vacature
benoemd de heer H. J. Borghols.