g. Inbreng'van gronden.
Krachtens Raadsbesluit van 2 Juli 1923 (Bijlage No. 512)
werd bij processen-verbaal van veiling en gunning van 6
en 13 Juni d.a.v. gekocht een belangrijke oppervlakte wei
land en water, gelegen tusschen den Staatsspoorweg en de
Broeksloot, in de toekomst bestemd voor aanleg van de
Binckhorsthaven. De totale oppervlakte van dezen aange-
kochten grond bedroeg 19.48.37 H.A.; de aankoopsom in
totaal was f 120.500,
Krachtens Raadsbesluit van 30 Juli 1923 (Bijlage No. 630)
werd door de Gemeente gekocht van de Coöperatieve Bouw-
vereeniging „Scheveningen” eeu oppervlakte grond aan de
Rotterdamschestraat, groot 22 M2., voor den prjjs van
f 264,—.
de Gemeente in eigendom verkreeg een oppervlakte ad
1720 M2., terwijl een toegift ad f 29.400,— aan de Gemeente
werd betaald. Deze transactie, welke betrof perceelen ge
legen in het Transvaalkwartier, vond plaats ten behoeve
van de Nederduitsch Hervormde Gemeente.
In zijne vergadering van 19 Februari 1923 (Bijlage No.
106) besloot de Raad in principe tot inbreng van de z.g.
„oude erfpachten” waarna bij Raadsbesluit van 24 Maart
1924 (Bijlage No. 236) gerekend te zijn ingébracht 1 Januari
1923, tot inbreng van de overige oude erfpachtgronden werd
besloten.
Voorts werd in de Raadsvergadering van 24 Maart 1924
(Bijlage No. 235) besloten tot inbreng van totale oppervlak
ten gronden ad 24.70.02 H.A. waarbij o.a. begrepen waren de
aan de verkeerswegen gelegen terreinen, voor zoover deze
terreinen als aangelegd waren te beschouwen.
In verband met de annexatie van de Gemeente Loos-
duinen per 1 Juli 1923, werd van genoemden datum af de
tot het Loosduinsche grondbedrijf beboerende eigendommen
in het grondbedrijf van ’s-Gravenhage ingébracht. Een
Raadsbesluit van 24 Maart 1924 (Bijlage No. 240) had op
dezen inbreng betrekking.
Krachtens Raadsbesluit van 5 Maart 1923 (Bijlage No.
162) werd door de N.V. „De Stedelijke Bouwmaatschappij”
aan de Gemeente om niet overgedragen een oppervlakte
grond, gelegen nabij de Jacob Mosselstraat, ter grootte
van 19 M2.
20
18 VERSLAG STADSONTWIKKELING EN VOLKSHUISVESTING.