2 Omvang der inrichting. De tot de inrichting behoorende woningen, ten getale van 106, alle eengezinswoningen, zijn verdeeld in drie klassen, n.l. 38 le klasse woningen, 14 2e klasse woningen en 54 3e klasse woningen. De woningen der 3e klasse vormen de kern der inrich ting en zijn gegroepeerd aan vijf straatjes, welke straals gewijze op een centraal punt uitloopen, waar een gebouwtje is geplaatst, dat gelegenheid biedt voor verblijf van een met het toezicht belasten ambtenaar. De woningen der 2e klasse zijn zoo geplaatst, dat de be woners wel den hoofdingang hebben te passeeren, doch niet zijn onderworpen aan de evenbedoelde centrale con trole. De woningen der le klasse zijn gelegen direct aan de openbare straat (Lenteweg en Winterweg); de bewoners daarvan zijn derhalve niet aan de centrale controle onder worpen en hebben ook niet den hoofdingang te passeeren, en zijn dus niet onderworpen aan de vrijheidsbeperking, welke daarvan het onvermijdelijk gevolg is. Het hoofdgebouw, aan den Zomerweg gelegen, bevat in het midden den evenvermelden hoofdtoegang naar de 2e en 3e klasse-woningen met portiersloge. Links daarvan, be vindt zich de badinrichting met twee geheel gescheiden gedeelten, een voor mannen en een voor vrouwen, Elke af- Uitgaande van deze beginselen werd door den Dienst der Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting een inrichting ont worpen, welke de gelegenheid biedt een proef te nemen met een huisvesting als evenbedoeld. Nadat de Raad zich in beginsel met deze plannen ver- eenigd had en van Rijkswege een voorschot uit ’s Rijks kas ten behoeve van den bouw, alsmede een jaarlijksche bij drage in het exploitatie-tekort was toegezegd, werd de uit werking der plannen ter hand genomen. In hoofdzaak bleef de oorspronkelijke opzet van de in richting gehandhaafd; op ondergeschikte punten werden wijzigingen aangebraeht. In de Raadsvergadering van 16 Januari 1922 kwam in be handeling een voorstel van Burgemeester en Wethouders om den vleugel van het hoofdgebouw’, waarin de speelzaal was gedacht, te doen vervallen. De Gemeenteraad veree- nigde zich niet met dat denkbeeld, zoodat het voorgebouw in den aanvankelijk gedachten vorm werd gehandhaafd. Op 2 Februari 1922 had de aanbesteding der woningen plaats; op 11 Mei 1922 volgde de aanbesteding van het voor gebouw. 19a VEESLAG VAN DE STICHTING CONTRÖI.E-WONINGEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1923 | | pagina 669