73
Het personeel van en verdere mededeelingen betref
fende de Brandweer worden vermeld in het verslag
van den Hoofdeominissaris van Politie, opgenomen onder
de bijlagen van dit verslag als no. 22.
Van de N ederlandsche Vereeniging tot bescherming
ran dieren ontvingen wij o. m. de volgende mede
deelingen:
aan de schrobnetvisscherij deel, 21 zeevisschersvaartui-
gen tegen 49 in 1922 en aan de haringvisscherij, 125 zee-
visschersvaartuigen, tegen 137 in het vorige jaar.
Voor de uitoefening der kustvisscherij werden uitge
reikt 477 consenten tot een bedrag van f 238,50, dat in
’s Rijkskas werd gestort. Voor de schrobnetvisscherij
werden aangemonsterd 220 zeelieden en voor de haring
visscherij 1519, te zamen 1739, van wie 1661 te Scheve-
ningen woonachtig waren en 78 elders (van laatstbe-
doelden kwamen er 23 uit ’s-Gravenhage en 3 uit Loos-
duinen).
Het getal analphabeten bedroeg één, uit Seheveningen
afkomstig.
Op 22 Februari strandde nabij Loosduinen de schok
ker, gemerkt SCH 81, welke uiteen is geslagen; op 26
Februari voor ter Heijde de schokker, gemerkt SCH 8,
welke verloren ging; op 29 Juni, nabjj de haven te
Seheveningen, de garnalenboot, gemerkt SCH 61; ook
dit vaartuig ging verloren; van deze drie vaartuigen
werden de opvarenden gered.
Op 9 October werd door den reeder Bloem van der
Harst kennis gegeven, dat van zijn loggerschip, gemerkt
SCH 60, in de Noordzee op 4 October j.l. door een grond-
zee, drie menschen overboord werden geslagen en ver
dronken. De namen zijn: Arie Visser, Arie Pronk en Arie
Bal, resp. 41, 38 en 20 jaar oud, allen van Seheveningen
afkomstig. Het schip kan als verloren worden be
schouwd. Op 14 October werd de zeillogger Jacoba Pe-
tronella (SCH 38), in open zee overvaren door den Duit-
schen stoomtrawler Dr. Reimer; de zeillogger ging ver
loren en de bemanning werd gered.
Ten gevolge van het ongemonsterd ter visscherij gaan,
is niet met juistheid op te geven, met hoeveel vaar
tuigen en bemanning het bedrijf werd uitgeoefend.